Ligging |
Andringa State lag ten zuidwesten van de kerk van Akkrum, gemeente Heerenveen. |
Ontstaan | Vermoedelijk in de 14e eeuw. |
Geschiedenis |
"De hoofdelingenfamilie Andringa te Akkrum valt tot aan het begin van de
15de eeuw terug te volgen. Veel
Andringa's waren kerkvoogd van Akkrum. In 1453 was Tyard Jorrits Andringa
grietman. Hij stichtte een prebende te Akkrum (FC20), het Andringa-leen,
waarvoor het land van Andringa-state werd afgesplitst. Zijn zoon Jorert
Andringha maakte in 1476 zijn testament. Hij deed grote schenkingen aan
verschillende religieuze instellingen en bedacht daarbij ook de prebende die
zijn vader Tyard had gesticht. Het laatste fonds kreeg ondermeer een huys
ende steed, als Garbrich, zijn vrouw daar niet langer zou willen wonen.
Bovendien had hij eerder al 24 pondemaat land aan het klooster Aalsum
geschonken bij wijze van memoriefundatie. Verder noemde hij in zijn testament
Dychuystera gued, waarschijnlijk bij Dijkhuisterzijl (FC54). Ook Jenka
Douwema en diens zoon Douwe schonk hij in zijn testament land: ondermeer in Liweringa
gued, waarschijnlijk
Ludringa (FC42)." aldus Noomen. Andringa State was in 1640 eigendom van de erfgenamen van Rienk van Andringa met als curator Hobbe van Baerdt. Harmen Tjepkes was de gebruiker van boerderij en landerijen. In 1698 is het eigendom van "de drie dochters van wijlen jonker Poppe van Roorda" maar die staan nog wel onder voogdij van hun grootmoeder, mevrouw G.M. van Dunewald. De gebroeders Marten en Pieter Roelofs zijn de gebruikers van de 80 pondemaat grote boerderij. In 1728 is het in gebruik bij de weduwe van Sjoerd Martens, schoondochter van Marten Roelofs. Eigenaar is dan secretaris Jetse van Sminia. In 1832 zijn de landerijen eigendom van landmeter Johannes Holster Azn. Noomen schrijft verder: "De Andringa's zijn een goed voorbeeld van de vervlechting van adellijke en eigenerfde families: de familie zelf werd in de 16de eeuw niet meer tot de hoofdelingen gerekend, maar sommige Andringa-takken bleven wel in dat milieu hun huwelijkspartners zoeken. Andringa-takken kwamen op Lettinga te Britsum, op verschillende staten te Camminghaburen en in Oldeboorn. In vrouwelijke lijn stamde de adellijke familie Van Andringa de Kempenaer uit de Andringas's. Andere Andringa's werden "gewone boeren" |
Bewoners |
1453 Tyard Jorrits Andringa 1476 Jorert Andringha 1640 erfgenamen van Rienk van Andringa; gebruiker Harmen Tjepkes 1698 "de drie dochters van wijlen jonker Poppe van Roorda"; gebruikers Marten en Pieter Roelofs 1728 Jetse van Sminia; gebruiker de weduwe van Sjoerd Martens |
Huidige doeleinden | Op het terrein staan woningen. |
Opengesteld | n.v.t. |
Foto's | |
Bronnen |
Tekst: Delen van bovenstaande tekst zijn met toestemming van auteur P.N. Noomen
overgenomen van de website www.hisgis.nl,
tab "kaartlagen", keuze "Stinzen fryslan". Die tekst is tevens gepubliceerd
in "De Stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners", P.N. Noomen,
Uitgeverij Verloren, Hilversum 2009 "Kadastrale en prekadastrale atlas fan Fryslân 1640-1832", diel 6, J.A. Mol en P.N. Noomen, Uitg. Fryske Akademy, Ljouwert 1993 Afb. 1: Prekadastrale atlas fan Fryslân |