Ligging |
Deze State stond ten noordwesten van Ferwert, gemeente Noardeast-Fryslân. |
Ontstaan | De state of stins is al vóór 1400 gebouwd. |
Geschiedenis |
Cammingha te Ferwerd werd als gebouw voor het eerst in 1468 genoemd: als een
slotken dat beheert is van een geheeten Ticke. In 1511 heette het Kammyngen
guedt to Ferwert. Deze Ferwerder stins was een van de huizen van de
Cammingha's, een der aanzienlijkste en ook vroegst vermelde Friese adellijke
geslachten. In de 12de eeuw worden verschillende edellieden, waaronder een Kempo, in Blija, een dochterparochie van Ferwerd, genoemd. In de 16de eeuw werden zij door Sibrandus Leo als voorouders van de Cammingha's van Cambuur en van die te Ferwerd beschouwd. Als we de gegevens in oorkonden en kronieken over de Ferwerder Cammingha's combineren met de aanwijzingen die de 16de-eeuwse genealogische handschriften geven, valt voor Cammingha state te Ferwerd met enige moeite een mogelijke verervingslijn vanaf het einde van de 14de eeuw te construeren. Een mooie entree is een citaat uit het genealogische handschrift van Upcke van Burmania uit 1597. Die vertelt dat "Camminghastins aan de noordzijde van de kerk in het dorp Ferwerd lag, waar tegenwoordig geen resten van wat voor stins ook maar aanwezig zijn. De plaats heeft de naam Cammingha tot op de dag van vandaag echter steeds behouden, hoewel zij aan anderen, de Mockema's, is gekomen". In 1399 werd Gerrolt Cammingha uit Ferwerd door de Hollandse graaf Albrecht van Beieren beleend met de heerlijkheid van ondermeer Ferwerd en Leeuwarden. Hij was getrouwd met Hac Sidses Cammingha van Cambuur. Hun stins te Camminghaburen was in de jaren rond 1400 een Hollands steunpunt in het opstandige Friesland. Cammingha te Ferwerd kan aan verwanten van Gerrolt zijn gekomen, maar de belening met Ferwerd en ook de latere gegevens over de Cammingha's wijzen er op dat hij ook met zijn geboorteplaats Ferwerd relaties bleef onderhouden. Gerrolts dochter Wick trouwde met Taco Cammingha uit Ferwerd, een verwant in de vierde graad van haar vader Gerrolt, die in 1422 als Vetkoper hoofdeling voorkomt. Een tijdgenoot, mogelijk een neef, van Taco was Gerbeth Kammingha van Ferwerd. In 1418 wordt hij als eeheer (dorpsrechter) in Ferwerd, in 1422 als Schierings hoofdeling en in 1448 als mederechter in Ferwerderadeel vermeld. Hij zou getrouwd zijn geweest met Doedt Bottesdr Helbada van Ferwerd. Indien we aannemen dat deze de naam van zijn moeder aannam, zou Taeke Helbada of Hilderda hun zoon geweest kunnen zijn. Voor 1475 trouwde hij met Doedt Holdinga, de weduwe van Taeke Mockema.* In 1468 werd Taeke ("Ticke") vermeld als militair belangrijk hoofdeling in Oostergo: een Hollandse spion spreekt van het dorp geheeten Ferwart mit een slotken dat beheert is van een geheeten Ticke. In 1475 werd Mockema-huys in Dokkum, waar Taeke en Doedt toen verbleven, door Sydts Bottinga en Aede Jongama zonder succes belegerd. Een van hun zonen was Taeke Mockema, die trouwde met Auck Jellinga alias Markla.** Een andere zoon was Gerbeth Mockema, die in 1511 op Kammyngen guedt to Ferwert woonde. In 1512 werd hij, verdacht van heulen met graaf Edzard van Ostfriesland, samen met zijn neef en buurman Gemme Herjuwsma onthoofd. Na zijn dood kwam Cammingha-goed waarschijnlijk aan zijn zuster Rints van Mockema, die gehuwd was met Syds van Sjuxma. Haar zoon Aebe wordt in 1540 als eigenaar vermeld en was van 1520-1528 grietman van Ferwerderadeel. Zijn achternicht Womck van Mockema (plm. 1600) zou de state geërfd hebben; zij was gehuwd met Roeland van Achelen, sedert omstreeks 1572 grietman van Dantumadeel, die er op het einde van zijn leven een plantage liet aan¬leggen. In 1640 is Womck van Unia eigenaresse, kleindochter van Roeland van Achelen. Zij verkocht driekwart van de state aan Hendrik van Marssum, burgemeester van Leeuwarden, van wie het goed voor een deel vererfde op een dochter gehuwd met Jurjen van Vierssen. In die periode (1645) valt een meting waarvan het verslag bewaard is. De meting wordt gedaan wegens een acte tussen Oene Andries van Albada requestrant tegen Jac. Marssum c.s. gedaagde. 'Het hornleger is met de graft, singel ende coy samt uytreed tesa¬men ruim 23 pondemaat groot bevonden'. Ten noorden van de oprit lag een kooltuin, van het hornleger gescheiden door een bouwland van twee pondemaat. De broeder van Jurjen van Vierssen, Assuerus was de nu volgende eigenaar, die zich in tweede huwelijk bond aan Jisca van Geersema. Zijn dochter Titia werd de echtgenote van Fr. Azn. van Burum op wiens naam `nomine uxoris' de stem staat in 1698 (stemkohier). Hun zoon Allard van Burum was in 1721 eigenaar (Stellingwerf). Hij was sedert 1722 Grietman en stierf in 1729. Hij heeft de aanzet gegeven tot het later zeer omvangrijke familiebezit van de Vegilins en Eysinga's in deze grietenij. Eerst was hij grietman van Doniawerstal, van 1705 tot 1722, daarna van Ferwerderadeel, tot zijn dood in 1729. Door zijn weduwe, Alexandrine Eleonore van Plettenberg, wordt de state in 1730 verkocht aan Assuerus Vegilin van Claerbergen. Een jaar later wordt ze weer medebewoonster door haar huwelijk met deze Assuerus. De state wordt tussen 1738 en 1748 gekocht door Tjalling Homme van Haersolte. Uit akten van 1770 en 1772 blijkt dat hij op de State woont: "jr. Tjalling Homme van Haersolte Leutenant Collonel ten Dienste van den Staat residerende op Camminga State onder Ferwert' (TIE 68 folio 369/TIE 69 folio 12). Hij sterft in 1789, waarna zijn nicht Anna Elisabeth van Echten de state erft. Zij was getrouwd met Horatius Allard Hiddema van Knijff, een achterkleinzoon van Allard van Burum die de laatste bewoner van het Huis geweest is. Na zijn dood en die van zijn weduwe twee jaar later, werd het goed in 1810 verkocht aan D.J. Folkertsma, die de state kort daarna liet afbreken. De tuinen waren blijkens die verkoop verdeeld in een 'Naantje hof', een 'ka'tuin, een Vijvertuin, de Noordercingel en de Wildernis. Cammingha-state was samen met Herjuwsma het belangrijkste adelshuis in Ferwerd. Het bijbehorende land grensde aan het geestelijk goed van de parochiekerk en lag deels in de opstrek daarvan. Bij een opmeting van 1645 werd de omgeving van het huis als volgt omschreven: het hornleger is met de graft, singel ende coy samt uytreed tesamen ruim 23 pondemaat groot bevonden. Op de kaarten van 1718 en 1832 is een ruim patroon van grachten, singels en lanen te zien. Een laan verbond de state en de kerk rechtsreeks. Rond 1600 werd bij het huis een "plantage" aangelegd, en ook rond 1720 schijnt opnieuw aan de tuinaanleg gewerkt te zijn. De tekening van Stellingwerf laat een eenvoudig langwerpig huis uit de 16de en 17de eeuw zien. Het bestond uit 4 delen, waarvan drie gedeelten in elkaars verlengde stonden en een vierde deel dat loodrecht op het middelste gedeelte stond. Deze 4 bouwdelen waren allemaal slechts één verdieping hoog en voorzien van zadeldaken. Eventuele middeleeuwse resten zijn niet zichtbaar. Het terrein waar de state op stond was toegankelijk via een bijzonder fraai poortgebouw, dat stellig een van de mooiste van Friesland geweest moet zijn. Het gebouw werd waarschijnlijk tegen het einde van de 16e eeuw gebouwd en was daarmee veel ouder dan het vergelijkbare poortgebouw van de Poptaslot te Marsum. Het poortgebouw had boven de doorgang drie verdiepingen met ramen en was daarmee zo hoog, dat het door steunberen geschraagd moest worden, terwijl de korfbogige doorgang door pilasters geflankeerd werd. De geveltop was overdadig versierd met rolwerk in de stijl van Hans Vredeman de Vries. Tegen het poortgebouw aan stond een achtzijdige traptoren, die hoog opging en bekroond werd door een spits met ui. Het is erg jammer dat ook dit poortgebouw in 1818 is afgebroken. Rond 1976 heeft er een ruilverkaveling plaats gevonden, waarbij de oude grachtenstructuur weer grotendeels hersteld werd. Bij deze herstelwerkzaamheden stuitte de kraanmachinist op restanten van het poortgebouw. Het lijkt er op dat het hier alleen om puin gaat, geen funderingen meer. Het terrein werd toen gekocht door de familie Van Herpen, waarna het terrein "in de loop van de jaren uitgegroeid [is] tot een 3 ha. groot conceptueel kunstwerk; het is een leef- en gebruiksruimte die gebaseerd is op symbiotische natuurbenadering". Het huidige "Cammingha Hof' wordt incidenteel opengesteld. * UvB, sub Mockema en Unema, noemt de tweede man van de weduwe van Taeke Mockema niet Taeke Helbada, maar Taeke Unema. Vanwege de hypothetische verervingslijn Cammingha-Helbada-Mockema en de continuïteit van de voornaam Gerbeth is gekozen voor Rispens' versie. Ook SFA I, 278, en NO, II, 302, doen dat trouwens. Unema's en Helbada's waren verwant: zie Helbada te Ferwerd. ** Zie Markla te Hallum. |
Bewoners |
rond 1400 Gerrolt Cammingha, in 1399 te Camminghaburen bij Leeuwarden 1412 Taco Cammingha van Ferwerd en zijn vrouw Wick Gerroltsdr. Cammingha 1418, 1422, 1448 Gerbeth Kammingha van Ferwerd 1468 Taeke Helbada, getrouwd met Doedt Holdinga, wed. van Taeke Mockema 1511 - 1512 Gerbeth (of Gerbrand) Mockema Rints van Mockema en Syds van Sjuxma 1540 Aebe van Sjuxma ca 1600 Womck van Mockema, gehuwd met Roeland van Achelen Womck van Unia Hendrik van Marssum Jurjen van Vierssen Assuerus van Vierssen 1698 Titia van Vierssen en Fr. Azn. van Burum - 1729 Allard van Burum, getrouwd met Alexandrine Eleonore van Plettenberg 1729 - 1730 Alexandrine Eleonore van Plettenberg 1730 Assuerus Vegilin van Claerbergen ca 1740 - 1788 Tjalling Homme van Haersolte 1789 - 1808 Anna Elisabeth van Echten 1818 D. J. Folkertsma 1976 - heden familie Van Herpen |
Huidige doeleinden |
Van de State is niets meer terug te vinden. Het terrein is privé-eigendom. Wat nog resteert zijn twee waterputten van respectabele ouderdom; deze zijn van los gestapelde stenen. Recht voor het huis liggen de structuren van de vroegere gracht; daar bevinden zich ook de restanten van het poortgebouw. |
Opengesteld | Op het vroegere terrein bevindt zich nu de "Camminga Hof" (INFO). |
Foto's |
|
Bronnen |
Tekst: Jan Leemburg de heer A. van Herpen Elward en Karstkarel, Stinsen en States, Adellijk wonen in Friesland, 1992 P.N. Noomen, De stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners, 2009 Herma M. van den Berg, De monumenten van geschiedenis en kunst, Noordelijk Oostergo, Ferwerderadeel A. Algra, De historie gaat door het eigen dorp, ca. 1955 de heer G. Mast Foto 1 en 2: de heer A. van Herpen Afb. 1: States en Stinsen, adellijk wonen in Friesland, 1992 Afb. 2 en 3: Joh. van Dijk, 'Van ter sted tot olde stins', Nunspeet, 1987 |