Tweede Camminghahuis te Leeuwarden

Ligging Dit tweede Camminghahuis stond in de Grote Kerkstraat op nrs. 20 en 22 te Leeuwarden.

Afbeelding van het huis op detail van de kaart van Sems uit 1603

Ontstaan Het huis wordt voor het eerst vermeld in het midden van de 16e eeuw.
Geschiedenis In de 16e eeuw bezat het geslacht Cammingha een viertal stinsachtige woningen in Leeuwarden, waarvan er drie in de Grote Kerkstraat stonden. De oudst bekende eigenaar was Wytze van Cammingha, die door zijn huwelijk met Rints van Minnema het uitgebreide Minnemabezit met dat van de Cammingha's verenigde. Zijn zes zonen verdeelden het bezit.
Dit huis lag op één van de grootste particuliere erven aan de Grote Kerkstraat tegenover de Doelestraat. Het strekte zich rond 1600 uit tot de Bollemanssteeg. Het uit verscheidene bouwvolumina bestaande complex werd rond het midden van de 16e eeuw, evenals het Minnemahuis, eigendom van Frans van Cammingha uit de nalatenschap van zijn vader Wytze. Het complex eindigde in 1603 met een pand in de diepte op de hoek van de Bollemanssteeg, welke straat in 1582 langs of over het Cammingha territorium was gerooid.
Toen Frans in 1559 stierf, erfde zijn jongste zoon Sybrand en na diens dood zijn broer Wytze het complex. Wytze overleed in 1606 kinderloos te Emden en het huis kwam in bezit van Frans van Cammingha, de zoon van Sybrand.

Het hoekhuis
Dit huis op de hoek van de steeg lijkt geen verbinding met het eigenlijke Camminghacomplex te hebben gehad en er geen deel van geweest te zijn. Nadat een groot stuk van het bij dit huis behorende erf al enige jaren in andere handen was geweest, werd het in 1594 verkocht en bleef tot 1639 een afzonderlijk eigendom en het hoekhuis een aparte woning. Vanaf 1639 was het weer in één hand met nr. 22 en diende aan het eind van de 17e eeuw als koetshuis en stalling. Als zodanig hoorde het nu eens tot het aan de overzijde van de straat gelegen nr. 29, dan weer -en sinds 1922 definitief- tot het belendende nr. 22. Kort na 1922 werd het gesloopt om plaats te maken voor de nieuwe uitbreiding van de Keuringsdienst van Waren die toen op nr. 22 gevestigd was.

Het hoofdhuis
De rest van het complex dat in 1603 uit vier vleugels bestond, werd na de dood van Wytze van Cammingha in 1606 gesplitst. Het hoofdhuis liet hij na aan zijn neef Frans, het ‘cleynhuys’, dat afzonderlijk door een familielid werd bewoond, aan zijn zuster Saepck.
Tien jaar later was het gehele complex eigendom van en bewoond door Aede van Eysinga en zijn vrouw Foeck van Eelsma. In 1622 verkocht Foeck van Eysinga-van Eelsma, ondertussen weduwe geworden, een deel van het complex (t.p.v. het huidige nr. 22) aan Willem van Haren, de stalmeester van stadhouder Ernst Casimir en kapitein van de garde.
Het andere deel blijkt dan in het bezit van haar moeder, die het kort daarna bij akkoord teruggaf aan haar dochter die het reeds in 1625 verkocht.

De omschrijvingen van het complex bij de verkopingen in 1622 en 1625 verschaffen enig licht in de opzet ervan. Het bestaat dan uit een hoofdhuis, dat zelf weer is samengesteld uit een groot- en een klein deel en een ‘cleynhuys’ ten westen van het hoofdhuis.
Willem van Haren krijgt het grootste deel van het hoofdhuis, dat dan ook alle belangrijke vertrekken bevat: "het sael, voorhuys, daagkamer, somerkoken ende poeskoken (= spoel- of bijkeuken) daerafter". Het functioneert dus geheel zelfstandig als woning en is groter dan het afgesplitste nr. 20. We hebben hier kennelijk te maken met het eigenlijke Camminghahuis. Later heeft het dan ook steeds aanzienlijker families als eigenaren/bewoners dan het afgesplitste deel. Onder hen vinden we de families Van Loo en Van Harinxma thoe Slooten, die het huis, na het ongeveer een eeuw bewoond te hebben, in 1874 aan de eveneens adellijke familie Sixma van Heemstra verkopen. Na hun perceel te hebben verbreed door de aankoop van een enkele meters brede strook van nr. 20, laat Sixma van Heemstra het huis tussen 1877 en 1895 slopen en over de nieuwe breedte het huidige 5 vensterassen brede en 3 verdiepingen hoge blokvormige pand bouwen. Een statig en streng herenhuis. Na nog andere particuliere eigenaren te hebben gehad, wordt het rond 1920 door de Provincie aangekocht en tot zetel van de Keuringsdienst van Waren bestemd.
Rond 1970 komt het huis in bezit van Uitgeverij Jongbloed, reeds sinds 1925 eigenaar van het naastgelegen Camstrahuis en (later) ook het daar weer naast gelegen Aebinghahuis, die het als papiermagazijn/drukkerij tot midden jaren 90 van de vorige eeuw gebruikt, om daarna naar Heerenveen te verhuizen.

De zijkamer en het bijhuis
De eigendomssplitsing tussen beide delen van het complex, die vermoedelijk kort vóór 1622 tot stand was gekomen, was definitief. Sinds 1625 ontwikkelden beide percelen zicht geheel onafhankelijk. Pas in 1977 kwamen zij weer in één hand.
Het afgesplitste nr. 20 was samengesteld uit een klein deel van het hoofdhuis ( de zijkamer) en het ‘cleynhuys’. Dit bijhuis had zoals gebruikelijk een min of meer zelfstandig karakter. Na 1625 telde het aldus samengestelde huis vele eigenaars, waarvan de familie Saeckma van Wyckel vermeld moet worden, omdat zij rond 1775 een ingrijpende modernisering lieten uitvoeren. Tot ver in de 20e eeuw bleef het particulier bewoond. Het diende tot 1977 tot Frysk Letterkundich Museum en Dokumintaasjesintrum en is sindsdien tot het midden van de 90-er jaren in gebruik geweest bij Uitgeverij Jongbloed. Nu is het weer particulier bewoond.
Bewoners 16e eeuw Wytze van Cammingha
- 1559 Frans van Cammingha
1559 Sybrand van Cammingha
- 1606 Wytze van Cammingha
1606 - ? Frans van Cammingha
rond 1615 Aede van Eysinga en zijn vrouw Foeck van Eelsma
1622 Foeck van Eysinga-Eelsma
Willem van Haren
familie Van Loo
- 1874 familie Van Harinxma thoe Slooten
1874 - ca. 1920 familie Sixma van Heemstra
1875 Provinciale Staten van Friesland
ca 1970 - ca 1995 drukkerij Jongbloed
Huidige doeleinden Het hoofdhuis (nr. 22) is opgedeeld in appartementen, het ‘bijhuis’ nr. 20 is particulier bewoond.
Opengesteld De beide huizen zijn niet toegankelijk.
Foto's De tot appartementen verbouwde patriciërswoning op 17 november 2005 Foto van het huis (huis links) in 1977 (Fotoburo Monumentenzorg) Foto van het 'bijhuis' van het huis op 30 november 2006
Bronnen Tekst: Jan Leemburg
"Adelshuizen in Leeuwarden" door M.W. Meijer, 1980
"Stinsen en States, adellijk wonen in Friesland", 1992
"Geschiedkundige beschrijving van Leeuwarden" door W. Eekhoff, 1846
Afb. 1: Archief van J. Leemburg
Foto 1 en 3: Archief van J. Leemburg
Foto 2: Site van Tresoar