Camminghaslot bij Ballum

Ligging De Stins lag ten zuiden van het dorp Ballum op een flinke terp, gemeente Ameland.

Kleurentekening van het slot uit mogelijk de 17e eeuw

Andere benaming Jelmera State, kasteel Cammingha, Cammingha-slot
Ontstaan Het huis werd aan het begin van de 15e eeuw gebouwd.
Geschiedenis Het dorp Ballum was vroeger de belangrijkste plaats van het eiland Ameland. In 1429 trad Ritske Jelmera op als woordvoerder van Ameland. Hij wordt beschouwd als de stamvader van de Van Cammingha’s, de latere Vrij- en Erfheren van Ameland. Of hij toen al de enige hoofdeling was op Ameland is niet bekend. Er wordt aangenomen dat de bouw van het kasteel aan het begin van de vijftiende eeuw plaatsvond maar dat is niet zeker. Gezien de hoogte van de terp is de oorsprong mogelijk enkele eeuwen ouder.
Naar Ritske Jelmera werd het huis een tijdlang Jelmera State genoemd maar dat zal oorspronkelijk we Jelmera Stins geweest zijn. Later stond het gebouw bekend als het Cammingha-slot.

De jongste kleinzoon van Ritske Jelmera, Haije Donia, is verantwoordelijk voor die nieuwe naam. Hij noemde zich eerst nog Haije Heringa maar nadat hij getrouwd was met de weduwe van Sicke Cammingha en als haar man en voogd onder anderen Ameland en het Amelandshuis te Leeuwarden in handen had gekregen, ging hij zich Cammingha noemen.
De Cammingha’s namen op Ameland het heft stevig in handen. Eerst droegen ze nog de titel "Hoofdeling". Dat wil zeggen dat zij edelen waren die het bestuur hadden over een betrekkelijk klein gebied waarvan ze veelal voor het grootste deel tevens eigenaar waren. Zij gedroegen zich op het eiland vanaf het begin als de enigen die het daar voor het zeggen hadden en noemden zich na enige tijd "Heer van Ameland".

Hun aanspraken op Ameland zijn in de loop van de eeuwen nogal eens aangevochten. Dat begon met de graven van Egmond. Die hadden akten in hun bezit, waaruit moest blijken dat graaf Albrecht van Beijeren op 11 augustus 1398 het eiland aan zijn maarschalk, heer Arent van Egmond en IJsselstein, in leen had gegeven. Hij en zijn kinderen en kleinkinderen hadden echter nooit van die papieren gebruik gemaakt en Ameland nooit werkelijk in bezit genomen. Toen enkele leden van Arents nageslacht 130 jaar later eindelijk van die leenbrief gebruik wilden maken troffen zij op Ameland de Cammingha’s aan! Die weigerden uiteraard te vertrekken omdat er een paar vreemdelingen met wat oude papieren wapperden.
Jan graaf van Egmond nam daar geen genoegen mee en begon in 1527 een rechtszaak tegen Wytse van Cammingha. Hij verloor. In 1697, 170 jaar later, was er nog steeds een graaf van Egmond die probeerde zijn "rechten" te doen gelden. Tevergeefs. Desondanks lieten de achtereenvolgende graven van Egmond in hun testamenten hun Amelandse "bezit" na aan hun nabestaanden.

Aan het begin van de 17e eeuw was het kasteel behoorlijk vervallen en werd door Sicke van Cammingha in 1604 vernieuwd. Hij was getrouwd met zijn volle nicht Catharina van Herema. Het werd een slot in renaissancestijl met rijk gevormde versieringselementen. Het slot was omringd door uitgestrekte bossen en tuinen en was eeuwenlang het voornaamste sieraad van Ameland. Omdat de twee kloosters die Ameland kende inmiddels geheel verdwenen waren en men dus niet met sloopmateriaal daarvan kon werken, moesten voor de herbouw van het kasteel de stenen per tjalk over de Waddenzee aangevoerd worden. Dit alleen al kostte een vermogen...

In 1624 erfde Pieter van Cammingha, de oudste zoon van Sicke en Catharina, ondermeer het eiland Ameland. Hun beide andere zoons en twee dochters vonden echter dat zij veel te karig bedeeld waren en probeerden iets van Pieters erfdeel in handen te krijgen. Onder hen was de Duitse edelman Ernst Zuhm. Hij kwam uit Pommeren, was officier in dienst van de Verenigde Nederlanden en getrouwd met Catharina van Cammingha, een van de zusters van Pieter. Zuhm meende te kunnen bewijzen dat de Cammingha’s eigenlijk leenmannen van de Duitse keizer waren. Omdat ze hadden verzuimd dat leenheerschap te laten bevestigen waren hun rechten op dat leen inmiddels vervallen. Zuhm kreeg vlot gehoor bij de keizer met zijn verzoek beleend te worden met het eiland maar ondanks de indrukwekkende keizerlijke leenbrief kreeg hij op Ameland geen voet aan de grond. Vijf en dertig jaar lang vocht hij om Ameland in handen te krijgen maar steeds bleek de machtige arm van de keizer minder ver te reiken dan de invloed van de Cammingha’s. Die werden onvoorwaardelijk gesteund door de Staten van Friesland en Holland en de Staten Generaal. De 80-jarige oorlog was toen immers nog steeds aan de gang en zij wilden beslist niet, dat de Spanjaarden via de Duitse keizer en Ameland een voet tussen de deur zouden krijgen.
Zuhm verkocht zijn “rechten” op Ameland in 1659 aan zijn voornaamste schuldeiser Matthias Dögen, agent van de keurvorst van Brandenburg. Die volgde hetzelfde spoor als Zuhm, met hetzelfde resultaat.
Na het overlijden van Dögen in 1674 kwamen de papieren in handen van de graaf Von Königseck. Door de ervaringen van zijn voorgangers wijs geworden volgde die een ander spoor dan officiële juridische procedures. Hij regelde met de keizer dat hij vijf schepen met soldaten mocht uitrusten. Dit legertje ging bij Schiermonnikoog voor anker en er werden een paar spionnen naar Holwerd gestuurd om te kijken en informeren of de kust veilig was. Vrijwel zeker zijn de Schiermonnikogers meteen naar de vaste wal gevaren om alarm te slaan. Rixt van Donia, die op dat moment de belangen van haar zoon Frans Duco van Cammingha behartigde, stuurde onmiddellijk een snelle bode naar Leeuwarden met de waarschuwing dat er door vreemdelingen van de zeezijde een aanval op Ameland zou worden gedaan. De Staten van Friesland aarzelden niet om een legertje van 250 soldaten naar het eiland te sturen. Toen de handlangers van Von Königseck in Holwerd opdoken werden zij onmiddellijk ingerekend en naar Leeuwarden getransporteerd. Deze maatregelen werden al snel bekend bij het "invasieleger" en de schepen dropen af naar hun thuishaven. De Duitse keizer had via Von Königseck opnieuw verloren van de Cammingha’s.


Met de dood van Frans Duco van Cammingha sterft de familie Cammingha uit. Zijn moeder Rixt van Donia blijft nog in het huis wonen tot haar dood in 1681. Het kasteel vererft dan op de familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg evenals de aanzienlijke bezittingen van de Cammingha's in Leeuwarden. In 1704 verkopen zij het slot met het eiland Ameland aan Prinses Henriëtta Amalia von Anhalt-Dessau, die het kocht voor haar zoon Johan Willem Friso van Oranje-Nassau, erfstadhouder van Friesland. Zij betaalde er 170.000 gulden voor, anno 2020 zo’n 100 miljoen euro. Zijn afstammeling Koning Willem Alexander voert nog steeds de titel "vrij- en erfheer van Ameland".
Na de Franse Revolutie van 1795 werd het bezit geconfiskeerd. Nadat Nederland weer een Koninkrijk geworden was, werd Ameland een grietenij en werd de Overijsselse edelman Walraven Robert baron van Heeckeren de eerste grietman. Tot 1828 woonde hij in het kasteel. In dat jaar werd het onbewoonbaar verklaard, de baron verhuisde naar een ambtswoning in Nes en het slot werd in juli 1828 afgebroken.

In "Stinsen en States, Adellijk wonen in Friesland" worden gebouw en bouwhistorie als volgt beschreven:
"Zoals hierboven vermeld werd het slot in 1604 vernieuwd en kreeg het een renaissancekarakter met overdadige versieringselementen (noordelijke maniërisme). De uitstraling is te vergelijken met de Heringa State te Marsum, maar het Amelander Slot was veel groter.
Via bewaard gebleven afbeeldingen van J. Gardenier Visser krijgen we een goed beeld van het slot. De bouwstijl van het kasteel is duidelijk begin 17e eeuws, hoewel het ook voorzien was van bijvoorbeeld rondboogfriezen en -nissen en sierlijk gemetselde schoorstenen in laatgotische stijl uit de 15e eeuw. Het zou eventueel mogelijk kunnen zijn, dat deze laatgotische stijl toch nog is toegepast bij de verbouwing van 1604.

Het L-vormige hoofdgebouw bestond uit twee vleugels gedekt door zadeldaken. De hoofdvleugel bezat tuitgevels, terwijl de andere vleugel een onversierde trapgevel bezat. In de binnenhoek stond een hoge en forse achtzijdige toren. Deze toren was 5 verdiepingen hoog en werd bekroond door een balustrade en een ingesnoerde naaldspits met een flinke ui-vormige verdikking.
De voorgevel was op de benedenverdieping voorzien van kruisvensters en op de verdieping van halve kruisvensters. In het midden van die gevel was de grote en zeer rijk versierde toegangspartij aangebracht. Deze toegangspartij bestond uit een brede rondbogige poort omgeven door zuilen, nissen, een kroonlijst en een wapenplaat.

De andere, kortere vleugel was veel eenvoudiger. Tegen de begane grond waren eenvoudige gebouwen met lezenaarsdaken aangebouwd, mogelijk waren dit de stallen.
Het kasteel beschikte ook over een poortgebouw, dat echter niet over de gracht als verdediging, maar als tweede monumentale toegangspartij diende. Deze poort had een rondbogige poort, geflankeerd door halfzuilen, terwijl de verdieping bij de poortdoorgang twee rondboogvensters. Ook had de poort een fronton, waarop waarschijnlijk wapens (van de Cammingha's) waren aangebracht. Het geheel vormde een gebouwencomplex van kasteelachtige allure, een monument uit de aanvang van de Gouden Eeuw".

Bij het slot lag de enige siertuin van het eiland. Het aangrenzende wandelbos van eiken en berken moet een zeer opvallende verschijning zijn geweest op het verder nog kale eiland.
Bewoners 1425 - 1450 Ritske van Jelmera
1450 - 1463 Romke Donia
1463 – 1464 Keimpe Donia
1464 – 1486 Haije Cammingha I
1486 – 1521 Pieter Cammingha I
1521 – 1552 Wytze Cammingha I
1552 – 1556 Haije van Cammingha II
1556 – 1575 Pieter van Cammingha II
1575 – 1585 Taco van Cammingha als voogd van de nog niet volwassen Sicke 1585 – 1624 Sicke van Cammingha, getrouwd met Catharina van Herema
1624 – 1638 Pieter van Cammingha III
1638 – 1641 Wytse van Cammingha II
1641 – 1668 Watse (Valerius Francisci) van Cammingha
1668 – 1674 Rixt van Donia als voogdes van haar zoon:
1674 - 1680 Frans Duco van Cammingha
1680 - 1681 Rixt van Donia
1681 - 1704 familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg
1704 Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau
1704 - 1711 Prins Johan Willem Friso van Oranje-Nassau
1711 - 1751 Stadhouder Willem IV
1751 - 1795 Stadhouder Willem V
1811 - 1828 Walraven Robert baron van Heeckeren
Huidige doeleinden Van het kasteel is niets meer terug te vinden. Op het stateterrein staat nu het gemeentehuis van Ameland, Jelmeraweg 1, 9162 EA Ballum.
Opengesteld n.v.t.
Foto's Tekening van het slot door J. Gardenier Visscher uit eind 18e eeuw Nog een tekening door J. Gardenier Visscher uit eind 18e eeuw Nog een tekening van het Slot (17e eeuw?)
Verantwoording Tekst:
J. Leemburg
Bronnen:
Stinsen en States, Adellijk wonen in Friesland, 1992
krantenartikel: Zó mooi was het slot te Ballum
Hans Bakker, Ameland, van Hollum tot de Hon, 1982
Peter Karstkarel & Hugo Kingmans, Oranje Nassa & Friesland, 1994
Afb. 2 en 3: Stinsen en States, Adellijk wonen in Friesland, 1992
Afb. 4: uit eerder genoemde krantenartikel