Clant State

Ligging Deze Stins/State stond ten noorden van het kerkje van Augsbuurt, gemeente Kollumerland.

Afbeelding Clant State door J. Stellingewerf (1723)


Andere benaming Herckema heerd, Herckema stins, Ausburgh
Ontstaan De stins wordt voor het eerst vermeld in 1463.
Geschiedenis Herckema stins was de zetel van een kleine hoofdelingenfamilie, die in 1463 voor het eerst werd genoemd. Het goed heette in 1536 Heerckema heert en to Herckema; de naam Clant state verwijst naar de eigendomssituatie tussen 1536 en 1570, de naam Ausburgh naar de dorpsnaam.
Mogelijk woonde Hedde Harkumma, die in 1463 in Kollumerland als getuige optrad, hier. Van een Sicco Harcuma werd een zilveren zegelstempel uit de 15e eeuw in Kollum gevonden.1) In 1505 behoorden Sicke Herckema kinderen tot de edelingen in Colmerlandt;2) Herka, één van hen, werd rond 1503 wegens een toegebrachte verwonding veroordeeld. In 1536 verkocht Hilcke Herckema Heerckema heele heert ... als steenhuys myt dat sael ende andere huysen, nu staende to Herckema in Lutkewolde aan de van oorsprong Groninger edelman Claes Clant, die in eerste instantie van 1516 t/m 1538 grietman was van Nieuw Kruisland dat toen een zelfstandige grietenij was en van 1539 tot 1562 ook Kollumerland onder zijn beheer kreeg. Hij was gehuwd met Anna Harckema.

Hun kinderen verkochten in 1572 't huys, hoff, lanckhuys, hiem, graft, singel en inboedel, met 31 pm land in Augsbuur met twee ernaast gelegen saten land, samen 115 pm, en een sate aan de Kollumerlaan. Eigenaar werd Schelte Scheltema, gehuwd met Ursel van Harckema. Bij de verkoop van 1536 en ook bij die van 1572 ging het om verkopen binnen de familie: zowel Claes Clants vrouw Anna als Schelte Scheltema's vrouw Ursel waren kleinkinderen van Sicke Harkema. Sicke en Ursel bewoonden zelf de state niet, maar verhuurden het goed aan Sicco Clant, zoon van Claes en Anna. Dat blijkt uit een citatie van het jaar 1581 waarin Sicco en zijn vrouw worden aangesproken op achterstallige huur van huis, hof en land te Lutkewolde.
Scheltes dochter Tieth trouwde met Wybren Roorda uit Genum. Dit paar bewoonde Clant State, maar ondanks de afstand werden ze beide in de kerk van Genum begraven.

De state kwam in bezit van hun zoon Syds die het huis met zijn echtgenote Luts van Scheltema bewoonde. In 1640 waren de drie gebroeders Wopcke, Syds en Wybren Roorda eigenaren. Wybren trouwde met Johanna van Mauderick met wie hij eerst te Genum woonde, maar later naar Augsbuurt verhuisde. Ook broer Syds heeft de state bewoond en werd uiteindelijk alleen eigenaar, want in 1667 verkocht hij Clant-state en saete, toen 32 pondemaat groot, voor 10.300 Caroligulden aan Frans van Scheltema die te Bornwerd woonde op Scheltama-sloth. Zijn zoon Feijo van Scheltema was in 1653 grietman van Kollumerland geworden en woonde met zijn vrouw Lucia van Aylva blijkbaar in bij Syds Roorda op Clant State. Feijo overleed op 11 november 1666 aan de pest die destijds hevig in deze streken woedde. Lucia hertrouwde met haar aanverwant Epo van Aylva die Feijo van Scheltema was opgevolgd als grietman en nu dus ook als echtgenoot van Lucia èn als bewoner van de state. In 1698 was de state door zijn huwelijk met Lucia voor 6/16 eigendom van Epo en voor de rest was het eigendom van de kleinkinderen van Feijo van Scheltema. Lucia stierf in 1718 en Epo twee jaar later, waarna beiden in de familie-grafkelder in de kerk van Bornwerd werden bijgezet.
Zij lieten de state voor 1/6 deel na aan hun zoon Douwe Feyo van Aylva, die zijn vader opvolgde als grietman en de state bewoonde. Hij stierf ongehuwd in 1725.

In 1728 was zijn zuster Juliana Dorothea, toen weduwe van Willem Frederik baron van Schratenbach, voor 11/16 eigenares, terwijl het resterende 5/16 deel toebehoorde aan de erfgenamen van Ernst Mockema van Harinxma. Juliana schijnt het huis niet bewoond te hebben, maar het staat vast dat haar dochter Mevrouw Barbara Elisabeth de Coninck, geboren Barones van Schratenbach resideerde op den huize Ausburch. Zij was gehuwd met Justus Zeino Abel de Coninck, Heer van Peize in Drenthe, die in 1739 het hem nog niet toebehorende deel van het groote slot kocht van Feijo Idsert van Harinxma. Na zijn dood in 1742 kwam zijn oudste zoon Justus Bartholomeus op de state wonen, maar in 1748 woonde die weer in Drenthe. In datzelfde jaar verkocht hij zijn eigen aandeel en dat van zijn overleden broer Willem Frederik (wiens erfgenaam hij was) in de Heerlijke Heren huisinge met zijn hovinge en singels en de daarbij horende zathen en landen aan Cornelis van Scheltinga te Kollum. Als erfgenaam van zijn broer Epo kocht W.H. van Heemstra van Schratenbach in datzelfde jaar de overige delen.
In mei 1757 werd het huis afgebroken en de materialen werden daarna verkocht. Omstreeks die tijd werd op de oostelijke singel een boerderij gebouwd.

In een boedelbeschrijving van 1617 werd het huis beschreven als het blaeuhuys ende andere camers en achterhuysinge met het lantsatehuys over het diept. In 1622 gaf Winsemius Clant als adellijk huis aan. In de tweede helft van de 17e eeuw werd blijkens een tekening van J. Stellingwerf uit 1722 een classicistisch slotje met pilasters en een Vlaamse topgevel gebouwd. Tot in het midden van de 18e eeuw werd het huis adellijk bewoond; in 1757 werd het afgebroken. Daarna ging de naam over op de boerderij.
Geografisch vormden de state en de kerk één complex: de kerk lag net buiten de buitenste zuidelijke singel. De kadasterkaart van 1823 toont het stinsterrein omringd door een gracht, in het noorden grenzend aan een eveneens omgrachte voorhof, aansluitend lag ten westen en zuiden de door de buitenste gracht omgeven buitenhof; in 1718 waren ook de in het noordwesten aangrenzende percelen bij de bocht in de Trekvaart door singels met het complex verenigd.

1) J. Zijlstra, "Corpus van de in Friesland gevonden middeleeuwse zegelstempels", DVF (1995) 37-60, ald. 48-49. Het wapen vertoont een dubbelkoppige adelaar. De naam Harkema kwam ook in Achtkarspelen veelvuldig voor: Buwe Harkema was kloosterstichter in de 13de eeuw; in 1419 worden Biwa en haar vader Sicko Herkama in het Munsterse diocees genoemd, Reimers, Friesische Papsturkunden, nr. 79; zie ook: Grafschriften Achtkarspelen, i.v.
2) Winsemius, Chronique (1622) fol. 402; inderdaad voerden de Herckema's van Ausbuurt een dubbele adelaar.
Bewoners rond 1463 Hedde Harkumma (?)
rond 1500 Sicke Herckema kinderen
tot 1536 Hilcke Herckema
vanaf 1536 Claes Clant en Anna Harckema
tot 1572 kinderen Clant
vanaf 1572 Schelte Scheltema en Ursel van Harckema
Tietke Scheltema, gehuwd met Wybren Roorda van Genum
1640 gebroeders Wopcke, Syds en Wybren Roorda
1653 - 1666 Feijo van Scheltema en Lucia van Aylva (huurders)
1667 Frans van Scheltema (eigenaar), Lucia van Aylva en Epo van Aylva (bewoners)
erfgenamen van Feijo van Scheltema
1720 - 1725 Douwe Feyo van Ayva (bewoner en 6/16 deel eigenaar)
1728 Juliana Dorothea van Aylva, wed. Schratenbach (11/16 deel eig.)
Barbara Elisabeth barones van Schratenbach en Justus Zeino Abel de Coninck, Heer van Peize
1742 Justus Bartholomeus de Coninck
1748 Cornelis van Scheltinga en W.H. van Heemstra van Schratenbach
Huidige doeleinden Het terrein waar de state heeft gestaan is nog herkenbaar en is in gebruik als weiland.
Opengesteld n.v.t.
Foto's
Bronnen Tekst: Jan Leemburg
mr. A.J. Andreae, Kollumerland en Nieuw Kruisland, 1883-1885
P.N. Noomen, De stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners, 2009
Herma M. van den Berg, De monumenten van geschiedenis en kunst, Noordelijk Oostergo, Kollumerland
Afb. 1: "De monumenten..., Kollumerland", orig. in Friesch Museum