Donia State te Hallum

Ligging Donia State stond "een kwartier gaans" ten westen van Hallum, gemeente Ferwerderadiel, aan de huidige Doniaweg.

Kaartje met de Stinsen rond Marrum, Hallum en Hijum
Ontstaan Deze stins is waarschijnlijk al in de 14e eeuw gebouwd.
Geschiedenis Waarschijnlijk was Donia in Hallum één der oudste goederen van de familie Jelmera van Ameland (zie Camminghaslot). Volgens het Burmaniaboek gaf Ritscke Jelmera (1385-1451) de agrum Donianum aan zijn zoon Sasker bij diens huwelijk. Sasker ging zich sindsdien Donia noemen. Op het vasteland werd de familie Jelmera vaak Donia genoemd. Zo sloot bijvoorbeeld in 1444 Remko Doynge voor zichzelf en namens Sasschert zijn vader en Ritseko Doynge zijn grootvader samen met andere hoofdelingen een verbond met de stad Groningen. In 1450, 1452 en 1458 was Remka Doyngha betrokken bij verschillende erfeniskwesties.
Peter van Thabor vermeldt in zijn historie: "Ende in Ferwerderdeel wasser groote twijdragt tusschen die partije die duert tot noch toe, ende sint vele hovelinghen omme gheslagen (gedood - JL) onder welke die laetste was Tzaling Sitthijma. Ende die laetste van die vetkoopers was Runka Doijngha, die wordt ghebrant in die kercke toern in ’t jaer 64 omtrent Sinte Marten". Deze Remke Donia, aanvoerder van een groot contingent Vetkopers, werd aangevallen door Lieuwe Jellinga uit Britsum en zijn krijgsvolk. Die belegerden de Doniastins en na enige tegenstand wisten ze het huis te veroveren en "vernietigden het tot de grond toe" zoals Cannegieter schrijft. Rienk ontkwam in eerste instantie en vluchtte in de kerktoren van Hallum.

Lieuwe Jellinga belegerde hem ook daar en stak de kerktoren op 7 november 1464 in brand. Remke Douma kwam in de vlammen om, "waardoor," schrijft Occo Scharlensis, "de voorgaande moedigheid van ’t geslachte Donia gans te niete ging". Remke Donia volgde zijn grootvader op als heer van Ameland en noemde zich daarna ook wel Jelmera. Hij was gehuwd met Catharina Adeelen met wie hij twee dochters had, Hilck en Jetske.
Hilck trouwde eerst met Botte Luinia en in een tweede huwelijk met Schelte Aebinga, wiens vader Fecke rond 1468 de stins Offingaburg in Hallum had gekocht. Hilck bracht als erfdochter de stins Donia aan de familie Aebinga. De machtspositie van de Aebinga's in Hallum werd daardoor vergroot. Het land van Offinga en Donia grensde aan elkaar. Schelte en diens zoon Riurd Aebinga werden naar deze stins soms ook Donia genoemd.
Het schijnt dat òf Schelte òf zijn zoon Ruurd op de puinhopen van het vernielde Donia een nieuwe state heeft gebouwd. In "het geslacht Aebbinga te Hijum en Hallum" (De Vrije Fries deel 1 pag. 345) schrijft Jhr. H. Baerdt van Sminia althans dat Ruurd Scheltes van Aebinga, een kleinzoon van Rienk Donia, eerst woonde op Donia State. Daar stond "een zeer schoon huis, geheel uit het water opgebouwd, met vier torens, elk met eenen vergulden weerhaan prijkende". Verder zouden er grote kelders geweest zijn waarin ondermeer een rosmolen gebouwd was om het koren te malen. Deze nieuwe state zou platgebrand zijn door de Dokkumers. Ruurd heeft de overblijfselen verder laten afbreken, het grootste deel van de stenen verkocht en er een gewoon huis voor in de plaats laten bouwen dat hij nog een aantal jaren bewoond heeft. Na de dood van zijn zuster Rixt in 1543 verruilde hij eenvoudige Donia State als woonhuis voor het veel meer representatieve Offingaburg. In zijn testament van 1557 liet hij behalve Offinga ook Donya sate toe Hallum na. Ook Lyobbemasate (Liebma) dat later bij Offinga werd gevoegd, maakte toen van dit aaneengesloten complex deel uit. In 1640 was Riurds kleinzoon eigenaar van beide staten en ook in de volgende generaties waren beide goederen in dezelfde hand.

Na 1543 had Donia geen functie meer als adellijk huis. Het goed was voortaan slechts een gewone boerderij.
In 1656 was de boerderij, 83 pondematen (ca. 30 hectare) groot, eigendom van Schelte van Aebinga. Na hem was zijn dochter Lucia Helena eigenaresse en vervolgens haar zoon Tjalling Homme van Camstra die op Orxma State te Menaldum woonde, die het naliet aan zijn dochter Elisabeth.
Elisabeth was gehuwd met Jan Sicco Rijksbaron thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg van Eysinga State te Rinsumageest.
In 1808 ging het fout met de s(t)ate, want op 26 april 1808 is de verkoop van "het hornleger Donia State met de Spekpolle daarachter, groot 1 ¼ pondematen, onder Hallum aan den Doniaweg met daarop staande afgebrande huizinge".
Bewoners rond 1435 Sasker Jelmera/Donia
- 1464 Rienk Donia
vanaf 1464 Hilck Donia
1511 Ruurd Aebinga
1656 Schelte van Aebinga
Lucia Helena van Aebinga
Tjalling Homme van Camstra
Elisabeth van Camstra en Jan Sicco thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg
Huidige doeleinden Er is niets van deze stins terug te vinden.
Opengesteld n.v.t.
Foto's Kaartje met alle States rond Hijum, Hallum en Marrum Kaartje met States ten Westen van Hallum
Bronnen Tekst: Jan Leemburg
D. Cannegieter, Geschiedkundige herinneringen van Hallum, artikelen in de Friesche Almanak van 1851 en 1852
Jhr H. Baerdt van Sminia, Het geslacht Aebbinga te Hijum en Hallum, artikel in De Vrije Fries, 1839
G.A. Wumkes, Stads en Dorpskroniek van Friesland, 1930
P.N. Noomen, De stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners, 2009
Herma M. van den Berg, De monumenten van geschiedenis en kunst, Noordelijk Oostergo, Ferwerderadeel, 1981
A. Algra, De historie gaat door het eigen dorp, ca. 1955
Afb. 2: De stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners
Afb. 1 en 3: archief J. Leemburg