Eysingahuis

Ligging Het Eysingahuis stond in Leeuwarden, aan de Turfmarkt tegenover de Kanselarij.

Foto van het huis

Andere benaming Vegilinhuis
Ontstaan Het huidige huis werd in verschillende fases gebouwd tussen 1777 en 1806.
Geschiedenis Het Eysingahuis heeft een voorganger gehad, dat het Vegilinhuis werd genoemd. Dit als enige in deze gevelrij dwars geplaatste huis tegenover de Kanselarij werd in 1709 gekocht door Hessel Vegelin van Claerbergen, grietman van Haskerland en eigenaar van Herema State te Joure. Zijn vader was hofmeester van de stadhouder en zal het Dekemahuis naast het Stadhouderlijk Hof bewoond hebben.
Later werd dit huis (tot 1772) bewoond door de bekende schrijver, raadsheer, grietman en gedeputeerde Johan Vegelin van Claerbergen (1690 - 1772). Zijn zoon Hessel, die al in 1750 overleed op 27-jarige leeftijd, heeft zijn Memoires nagelaten. Daarmee kunnen we ons een beeld vormen van het adellijke leven in de achttiende eeuw in Leeuwarden. Tot 1747 was Stadhouder Willem IV nog stadhouder van Friesland en woonde hij in het Stadhouderlijk Hof en hij was getrouwd met een Engelse prinses.

Dit huis en zijn voorganger stonden op een wel heel geschikte plaats: recht tegenover de Kanselarij en schuin tegenover het Landschapshuis waar de vergaderingen van de Staten van Friesland plaatsvonden. De eigenaar bewoonde het huis vooral als de landdagen werden gehouden. Dit waren dagen waarin het bestuur vergaderde.

Wie nu in de Koningsstraat voor de fraaie ingangspartij van het Eysingahuis staat, ziet niet dat deze in strakke, symmetrische Lodewijk XVI-stijl opgetrokken woning, met de rechte kroonlijst en de plint van natuursteen voor de kelderverdieping, in twee fasen werd gebouwd.

De eerste bouwperiode van het tegenwoordige huis betrof de jaren 1779 - 1783. De bouwheer jonker Frans Julius Johan van Eysinga (1752 - 1828) had in 1773 van zijn in dat jaar overleden grootvader jonker Johan Vegilin van Claerbergen, grietman van Doniawerstal, het gebruik van het Vegelinhuis aan de Turfmarkt geërfd. Door in de daarop volgende jaren zowel dit oude huis als enkele kleine, belendende percelen in de Koningsstraat te kopen en ze vervolgens te laten afbreken, ontstond er voor Eysinga ruimte om een nieuw, imposant huis te bouwen op de hoek van de Koningsstraat en de Turfmarkt. Eigenlijk min-of-meer op de hoek, want het bestaande hoekpand hier, met zijn voorhuis aan de Turfmarkt, zou nog vele jaren bewoond blijven door de bekende boekhandelaar en drukker Johan Seydel. Er moest als het ware om Seydels huis heen worden gebouwd. Pas in 1797 kon Eysinga dit pand - de Bargekop (varkenskop) genaamd - door niaer (naastingsrecht) verwerven. Het zou nog tot ongeveer 1806 duren voordat de Bargekop echt opgenomen werd in het hoofdpand.

Het heeft dus een kwart eeuw gekost om het Eysingahuis zijn ideale exterieur en zijn al van te voren geplande indeling te geven. Jonker Frans, die zijn grootvader ook was opgevolgd als grietman van Doniawerstal, nam er de tijd voor. Hij zal in die jaren veel vertoefd hebben op zijn, in de vroege achttiende eeuw gebouwde, landhuis Osingastate te Langweer.

Wie de bouwmeester van het Eysingahuis was, is niet bekend. Wel staat vast dat Leeuwarder ambachtslieden en kunstenaars maar vermoedelijk ook collega’s uit Holland de eveneens in Lodewijk XVI-stijl gehouden inrichting van het huis verzorgden.
Nergens in Friesland is de binnendecoratie in genoemde stijl zo volledig bewaard gebleven als hier. In tegenstelling tot de voorafgaande rococostijl met haar frivole vormen kenmerkt de Lodewijk XVI-stijl zich door strakke, rechte lijnen en klassieke motieven. Inspiratie hiervoor werd ondermeer gevonden in de afgravingen en vondsten te Pompeï. Zo springt in de vestibule onmiddellijk het klassieke stucwerk in het oog en boven elke deur in de benedengang is een antieke vaas met een slinger van laurierblad als decoratie aangebracht. Dezelfde motieven vinden we terug in het trappenhuis met z’n rijk gesneden balusters.

Typerend voor een deftig huis rond 1780 waren verder de geschilderde behangsels, kamers in ’t rond beschilderd zoals tijdgenoten ze aanduidden. Een voorbeeld is de hoekkamer ter plaatse van het huis met de Bargekop. En ook in de eetkamer, onmiddellijk links bij de ingang van het huis, herinnert nog veel aan de situatie van de late achttiende eeuw, zoals het schoorsteenstuk met de voorstelling van een Italiaanse kust, de grisaille daarboven, de ramen en de blinden. We weten dat zo precies omdat de Duitse, reizende schilder F.L. Hauck in 1787 de bouwheer, zijn echtgenote Clara Tjallinga Aebinga van Humalda (1756-1830), hun beide vaders en hun kinderschare - op dat moment twee meisjes en twee jongens - op portret zette in juist deze kamer.

Van de andere kamers op de beletage is de salon het meest opvallende vertrek. Zo zijn indertijd in de koven van het fraaie stucplafond manden met bloemen en muziekinstrumenten aangebracht. Verder bevinden zich boven de spiegel bij de schouw en boven de dubbele deuren naar een aangrenzend vertrek de originele grauwtjes met vergulde omlijstingen van mooi gesneden hout. Tot voor kort fungeerde het vertrek nog als dé zilverkamer van het museum, de zogeheten Popta-zaal. Bij de recente herinrichting zijn de vitrines verwijderd en heeft men gekozen voor de oorspronkelijke staat: het houtwerk is lichtgeel geschilderd, de sierlijsten goud en de grote, door een meander-ornament omlijste muurvakken zijn weer behangen met een lichtblauw zijden damast.

Tot 1879 bleef het huis in de Eysinga-familie. In dat jaar werd het door jkvr. C.A. de Beaufort, mede-erfgename van jhr. Tjalling Aedo Johan van Eysinga (1790-1858) die in het huis was geboren èn er zelfmoord pleegde, voor ruim f. 15.000,= verkocht aan het Friesch Genootschap. Kort daarna, in 1881, heeft dit genootschap het Eysingahuis in gebruik genomen als museum: het Fries Museum.
In de 90er jaren van de 20e eeuw onderging dit museum een forse uitbreiding en in aansluiting daarop is ook getracht het interieur op de bel-etage van het Eysingahuis zoveel mogelijk weer de allure te geven die past bij een voor Friese verhoudingen grote adellijke stadswoning uit die tijd.

In het Fries museum zijn naast veel voorwerpen en kunstwerken uit de voormalige States en Stinsen in Friesland, ook veel beeldmateriaal bewaard gebleven.
Bewoners 1709 Hessel Vegelin van Claerbergen
- 1773 Johan Vegelin van Claerbergen
1773-1828 Frans Julius Johan van Eysinga
1828-1829 Schelto Hessel Roorda van Eysinga
1836-1857 Catharina Johanna van Eysinga, gehuwd met Pieter de Beaufort
1857-1879 Cornelia Anna de Beaufort
1879 tot heden Fries Museum
Huidige doeleinden Het huis is nu onderdeel van het Fries Museum.
Opengesteld Het Fries Museum is te bezoeken van dinsdag t/m zondag 11.00 - 17.00 uur. Het is dus gesloten op maandag. Extra gesloten is het museum op 1 januari en 25 december.
Foto's
Bronnen Tekst: Jan Leemburg "Geschiedkundige beschrijving van Leeuwarden" door W. Eekhoff, 1846 "Adelshuizen in Leeuwarden" door M.W. Meijer, 1980 "Stinsen en States, adellijk wonen in Friesland", 1992 "Seeckere voortreflijcke huijsinghen, voornaam wonen in Leeuwarden", 1997 Foto 1: Stinsen en States, adellijk wonen in Friesland, 1992