Geschiedenis
|
Het Eysingahuis heeft een voorganger gehad, dat het Vegilinhuis werd
genoemd. Dit als enige in deze gevelrij dwars geplaatste huis tegenover
de Kanselarij werd in 1709 gekocht door Hessel Vegelin van Claerbergen,
grietman van Haskerland en eigenaar van Herema State te Joure. Zijn vader
was hofmeester van de stadhouder en zal het Dekemahuis naast het
Stadhouderlijk Hof bewoond hebben.
Later werd dit huis (tot 1772) bewoond door de bekende schrijver,
raadsheer, grietman en gedeputeerde Johan Vegelin van Claerbergen (1690
- 1772). Zijn zoon Hessel, die al in 1750 overleed op 27-jarige leeftijd,
heeft zijn Memoires nagelaten. Daarmee kunnen we ons een beeld vormen
van het adellijke leven in de achttiende eeuw in Leeuwarden. Tot 1747
was Stadhouder Willem IV nog stadhouder van Friesland en woonde hij in
het Stadhouderlijk Hof en hij was getrouwd met een Engelse prinses.
Dit huis en zijn voorganger stonden op een wel heel geschikte plaats:
recht tegenover de Kanselarij en schuin tegenover het Landschapshuis
waar de vergaderingen van de Staten van Friesland plaatsvonden. De
eigenaar bewoonde het huis vooral als de landdagen werden gehouden. Dit
waren dagen waarin het bestuur vergaderde.
Wie nu in de Koningsstraat voor de fraaie ingangspartij van het
Eysingahuis staat, ziet niet dat deze in strakke, symmetrische
Lodewijk XVI-stijl opgetrokken woning, met de rechte kroonlijst en de
plint van natuursteen voor de kelderverdieping, in twee fasen werd
gebouwd.
De eerste bouwperiode van het tegenwoordige huis betrof de jaren
1779 - 1783. De bouwheer jonker Frans Julius Johan van Eysinga
(1752 - 1828) had in 1773 van zijn in dat jaar overleden grootvader
jonker Johan Vegilin van Claerbergen, grietman van Doniawerstal, het
gebruik van het Vegelinhuis aan de Turfmarkt geërfd. Door in de daarop
volgende jaren zowel dit oude huis als enkele kleine, belendende
percelen in de Koningsstraat te kopen en ze vervolgens te laten
afbreken, ontstond er voor Eysinga ruimte om een nieuw, imposant huis
te bouwen op de hoek van de Koningsstraat en de Turfmarkt. Eigenlijk
min-of-meer op de hoek, want het bestaande hoekpand hier, met zijn
voorhuis aan de Turfmarkt, zou nog vele jaren bewoond blijven door de
bekende boekhandelaar en drukker Johan Seydel. Er moest als het ware
om Seydels huis heen worden gebouwd. Pas in 1797 kon Eysinga dit pand
- de Bargekop (varkenskop) genaamd - door niaer (naastingsrecht)
verwerven. Het zou nog tot ongeveer 1806 duren voordat de Bargekop
echt opgenomen werd in het hoofdpand.
Het heeft dus een kwart eeuw gekost om het Eysingahuis zijn ideale
exterieur en zijn al van te voren geplande indeling te geven. Jonker
Frans, die zijn grootvader ook was opgevolgd als grietman van
Doniawerstal, nam er de tijd voor. Hij zal in die jaren veel vertoefd
hebben op zijn, in de vroege achttiende eeuw gebouwde, landhuis
Osingastate te Langweer.
Wie de bouwmeester van het Eysingahuis was, is niet bekend. Wel staat
vast dat Leeuwarder ambachtslieden en kunstenaars maar vermoedelijk
ook collega’s uit Holland de eveneens in Lodewijk XVI-stijl gehouden
inrichting van het huis verzorgden.
Nergens in Friesland is de binnendecoratie in genoemde stijl zo
volledig bewaard gebleven als hier. In tegenstelling tot de
voorafgaande rococostijl met haar frivole vormen kenmerkt de Lodewijk
XVI-stijl zich door strakke, rechte lijnen en klassieke motieven.
Inspiratie hiervoor werd ondermeer gevonden in de afgravingen en
vondsten te Pompeï. Zo springt in de vestibule onmiddellijk het
klassieke stucwerk in het oog en boven elke deur in de benedengang is
een antieke vaas met een slinger van laurierblad als decoratie
aangebracht. Dezelfde motieven vinden we terug in het trappenhuis
met z’n rijk gesneden balusters.
Typerend voor een deftig huis rond 1780 waren verder de geschilderde
behangsels, kamers in ’t rond beschilderd zoals tijdgenoten ze
aanduidden. Een voorbeeld is de hoekkamer ter plaatse van het huis
met de Bargekop. En ook in de eetkamer, onmiddellijk links bij de
ingang van het huis, herinnert nog veel aan de situatie van de late
achttiende eeuw, zoals het schoorsteenstuk met de voorstelling van
een Italiaanse kust, de grisaille daarboven, de ramen en de blinden.
We weten dat zo precies omdat de Duitse, reizende schilder F.L. Hauck
in 1787 de bouwheer, zijn echtgenote Clara Tjallinga Aebinga van
Humalda (1756-1830), hun beide vaders en hun kinderschare - op dat
moment twee meisjes en twee jongens - op portret zette in juist
deze kamer.
Van de andere kamers op de beletage is de salon het meest opvallende
vertrek. Zo zijn indertijd in de koven van het fraaie stucplafond
manden met bloemen en muziekinstrumenten aangebracht. Verder bevinden
zich boven de spiegel bij de schouw en boven de dubbele deuren naar
een aangrenzend vertrek de originele grauwtjes met vergulde
omlijstingen van mooi gesneden hout. Tot voor kort fungeerde het
vertrek nog als dé zilverkamer van het museum, de zogeheten Popta-zaal.
Bij de recente herinrichting zijn de vitrines verwijderd en heeft men
gekozen voor de oorspronkelijke staat: het houtwerk is lichtgeel
geschilderd, de sierlijsten goud en de grote, door een meander-ornament
omlijste muurvakken zijn weer behangen met een lichtblauw zijden
damast.
Tot 1879 bleef het huis in de Eysinga-familie. In dat jaar werd het
door jkvr. C.A. de Beaufort, mede-erfgename van jhr. Tjalling Aedo
Johan van Eysinga (1790-1858) die in het huis was geboren èn er
zelfmoord pleegde, voor ruim f. 15.000,= verkocht aan het Friesch
Genootschap. Kort daarna, in 1881, heeft dit genootschap het
Eysingahuis in gebruik genomen als museum: het Fries Museum.
In de 90er jaren van de 20e eeuw onderging dit museum een forse
uitbreiding en in aansluiting daarop is ook getracht het interieur
op de bel-etage van het Eysingahuis zoveel mogelijk weer de allure
te geven die past bij een voor Friese verhoudingen grote adellijke
stadswoning uit die tijd.
In het Fries museum zijn naast veel voorwerpen en kunstwerken uit de
voormalige States en Stinsen in Friesland, ook veel beeldmateriaal
bewaard gebleven.
|
Bronnen
|
Tekst: Jan Leemburg
"Geschiedkundige beschrijving van Leeuwarden" door W. Eekhoff, 1846
"Adelshuizen in Leeuwarden" door M.W. Meijer, 1980
"Stinsen en States, adellijk wonen in Friesland", 1992
"Seeckere voortreflijcke huijsinghen, voornaam wonen in Leeuwarden", 1997
Foto 1: Stinsen en States, adellijk wonen in Friesland, 1992
|