Goslingastins te Sexbierum

Ligging In het veld ten oosten van Hoarnestreek 7 onder Sexbierum, gemeente Franekeradeel.

Kaartje van de stinzen rond de 'Hege Wier'

Andere benamingen Feyckema saete, De Hege Wier, Goslinge land
Ontstaan Over het ontstaan van de stinswier is nog niets bekend.
Geschiedenis Dr. P.N. Noomen schreef over de nog bestaande “Hege Wier” en abije omgeving het volgende:
Dit goed is opgenomen vanwege de stinswier 1) die nog steeds op het land ervan ligt. Er zijn archeologische verkenningen verricht, waarbij een gracht rond de wier en een boerderij op een voorterrein werden vastgesteld. De namen Goslinge land en Feyckema saete worden voor het eerst in 1546 vermeld; de gangbare aanduiding tegenwoordig is de Hege Wier.
In 1511 en in 1546 is deze sate eigendom van de kerk van Sexbierum. Een stinswier op kerkeland: hoe is dat te verklaren? Twee mogelijkheden kunnen worden aangewezen. Allereerst zijn in Westelijk Barradeel vele stinswieren te traceren die herinnerden aan inmiddels vervallen machtsposities die waren opgegaan in die van 15de-eeuwse hoofdelingen, in casu die van Nyenhuis en Liauckema. Oldehuis in Wynaldum, Liuwema in Pietersbierum en Ottema in Sexbierum zijn daarvan voorbeelden. Voorts is bekend dat deze families kerkelijke instellingen doteerden, soms met volledige boerderijen, zoals de Fennen onder Wynaldum, delen van Jongema in Pietersbierum en de Silue- of Selverda-prebende in Sexbierum. De stinswier zou dus gelegen kunnen hebben op een goed dat de ontwikkeling stins-pachtgoed-kerkegoed heeft doorgemaakt. 2)
Een andere mogelijkheid, die trouwens is te combineren met de eerste, is dat de stins op de Hege Wier ook na de schenking aan de kerk (nog) als militair steunpunt heeft gediend. Het formele patronaatsrecht van de kerk van Sexbierum behoorde sinds de eerste helft van de 14de eeuw aan de naburige abdij Lidlum, waarvan participatie aan vetes en gebruikmaking van stinzen (castra in de kroniek van Sibrandus Leo) bekend is. Daarbij was er in het algemeen een hechte band tussen de Liauckema's en de abdij. Een strategische versterking op de Hege Wier, bij één van de toegangswegen naar het dorp, kan daarbij nuttig zijn geweest.

In 1546 en later lag het land van Feyckema en Goslinga zowel buiten als binnen de Oude Zeedijk/Hoarnestreek: de eerste naam had betrekking op het noordelijke, de tweede op het zuidelijke land (met de wier). Reeds in 1546 was Goslinga niet meer behuisd; Feyckema toen en ook in 1718 daarentegen nog wel. Omstreeks 1830 was, blijkens het kadaster, ook Feyckema onbehuisd. Het land was nog wel kerkeland, maar werd onder andere boerderijen gebruikt. 3)
De top van de wier heeft een oppervlakte van 25 m2 en bevindt zich ongeveer 5 meter boven het omliggende maaiveld.
In een boring in de wier zelf werd tot 0,70 meter beneden de top een met puin vermengde laag aangeboord. Deze rustte op een vrij schoon, zavelig en vondstloos ophogingspakket dat tot circa 5,30 meter beneden de top kon worden gevolgd.
Rond de wier zijn een oppervlakte-weerstandsmeting, magnetisch onderzoek en booronderzoek uitgevoerd. Daaruit kwam het volgende beeld naar voren. De huidige zuidelijke en westelijke sloot van het wierperceel zijn restanten van een gracht. Ten noorden en oosten was de stins eveneens door een gracht omgeven, op ongeveer 12 meter van de huidige wiervoet.
Ten noordwesten van de wier lag een waarschijnlijk eveneens omgracht voorterrein. Daarop werd baksteenpuin en op de diepere niveau's - 30 tot 50 à 70 centimeter onder het maaiveld - houtskool en verbrande en gebakken klei aangetroffen. Er tekende zich duidelijk een langwerpige, rechthoekige structuur af, die als een door brand verwoeste boerderij of schuur mag worden opgevat; waarschijnlijk dus de resten van Goslinga.
Ten oosten van de stins en het voorterrein werd bij veldkartering vol- en laat-middeleeuws aardewerk, waaronder Pingsdorf-scherven en kogelpot-fragmenten, aangetroffen.

1) Het is onduidelijk of Van der Molen, nr. 60, op de wier van Goslinga of op die op het Jûk betrekking heeft. De kaart van Schotanus van 1718 geeft waarschijnlijk die van Goslinga. Van der Molen stelt de wier van Eelsma gelijk aan de nog bestaande van Goslinga, maar indien we de atlassen van Schotanus/Halma (met de wier bij Goslinga) en Eekhoff (met de wier op het Jûk ten noorden van Klein Eelsma en ten oosten van Eelsma) mogen vertrouwen, is dat ten onrechte.
2) Bij *Jongema en het prebendeland van Pietersbierum lag een wier, evenals bij de *Wybingaprebende op Nijland.
3) Eekhoff noemde op zijn kaart de huisplaats van Feyckema niet helemaal correct Goslinga.

Bewoners 1511 tot na 1832 en mogelijk nog steeds is de kerk van Sexbierum eigenaar gebruikers: 1640 Tjepke Idses 1698 Lieuwe Pyters, het goed wordt dan vermeld als “Goslinga state” 1700 Symen Ipes, plaats dan 32 pondemaat en kost ƒ 13-14-0 floreenbelasting 1728 Harmen Meinerts
Huidige doeleinden Voor zover mij bekend is het vroegere stinsterrein nu een Schapenweide (?).
Opengesteld De stinswier is niet toegankelijk maar vanaf de weg goed te zien.
Foto's Een overzicht van de stinzen in en bij Sexbierum De 'Hege Wier' op 25-04-2010 met het dorp Sexbierum
Bronnen Tekst: Een deel van bovenstaande tekst is met toestemming van auteur P.N. Noomen overgenomen van de website www.hisgis.nl, tab "kaartlagen", keuze "Stinzen fryslan". Die tekst is tevens gepubliceerd in:
"De Stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners", P.N. Noomen, Uitgeverij Verloren, Hilversum 2009
www.hisgis.nl, tab "kaartlagen", keuzes “stemkohieren” en “floreenkohier”
Afb. 1: "De Stinzen in middeleeuws Friesland … ", P.N. Noomen
Foto 1: Google Earth
Foto 2: Jan Leemburg