Harkema State te Tzummarum

Ligging De huidige (woon)boerderij ligt aan de Hoarnestreek 31 te Tzummarum, gemeente Franekeradeel.

Tekening van Harkema State in 1723 door J. Stellingwerf

Andere benaming
Ontstaan Over het ontstaan van de state is helaas niets bekend.
Geschiedenis Harkema State wordt niet door Noomen vermeld zodat we er van uit mogen gaan dat het hier geen edele state met middeleeuwse ‘roots’ betreft. Vermoedelijk wel een eigenerfde state waardoor die buiten het bestek van zijn boek viel. Voor de historie van de state moeten we het dan ook doen met wat www.hisgis.nl en andere auteurs dan Noomen ons vertellen.

De heer K.J. van den Akker schreef over Harkema State ondermeer het volgende.
Wij (…) blijven binnen de grenzen van een eertijds vermoedelijk nog al „strijdlustig" gebied, en komen terecht op Harkema-State, hier direct in de buurt. We vinden er een betrekkelijk gewone boerderij, wel van oude, maar vermoedelijk niet van heel oude datum.
Boven de voordeur zien we de zo menigvuldig voorkomende optrekking van de muur met een venster er in, dat men in Friesland vaak met „Spaensk-geveltsje" hoort betitelen. (……) Aan de rechterzijde (van buitenaf gezien) toont men ons op de zolder een klein, in de wand gemaakt kastje. Hierin stond vroeger een doodshoofd en aan dit doodshoofd is de volgende legende verbonden.
Ten tijde der kruistochten, welke duurden van de 11de tot de 13de eeuw, woonde op Harkema-State een tijdlang een telg uit het adellijk geslacht der Roorda's. Deze jonker Roorda meende, dat zijn eer meebracht, dat ook hij het heilige graf in Palestina mede had te verdedigen, en hij wenste diensvolgens ter kruistocht te gaan. Dit verdriette zijn nog jeugdige echtgenote zeer. Wel begreep zij, dat de eer van haar gemaal er toe leidde, dat zijn besluit door moest gaan, doch de vrees hem niet weer terug te zien, schokte haar hevig. Hij troostte haar echter met de gelofte: "Gij zult mij terug zien, zo niet levend, dan dood en al is het ook maar enkel mijn hoofd".

Jonker Roorda vertrok naar Palestina met zijn schildknaap en gelastte deze om, indien hij in de strijd mocht vallen, zijn hoofd te bemachtigen en daarmede onverwijld naar Friesland te trekken. Dit gebeurde: Roorda sneuvelde en de schildknaap bracht het hoofd aan de weduwe.
De weduwe van Jonker Roorda bewaarde het doodshoofd van wijlen haar echtgenoot tot aan heur dood en zorgde ook, dat het later in ere werd gehouden. En toen na verloop van twee of drie eeuwen de oude stins moest plaats maken voor een fraai slot, werd het doodshoofd daarin overgeplaatst. En toen weer een paar eeuwen later ook het slot moest verdwijnen en vervangen worden door een boerenhuis, werd het doodshoofd ook hierin opgenomen.
Het kreeg een vaste plaats in een kast en bij iedere vernieuwing van het gebouw ging het van het ene in het andere over. En nu was het vreemde, het geheimzinnige van het geval, dat wanneer het doodshoofd niet op zijn plaats stond, dan begon het in huis te “spoken”.
Een knecht, die daar de spot mee dreef, nam het eens weg en verstopte het onder het „stalt" (houten stoep aan de waterkant), maar toen brak er zo'n hels lawaai los, dat het in huis niet was uit te houden, en dit bedaarde niet voor en aleer de knecht zijn euveldaad had bekend en het hoofd weer op zijn plaats gezet.
Toen er eens een nieuwe boer op de boerderij kwam had ook deze de fatale moed om het hoofd weg te nemen niet alleen, maar om het te begraven op het kerkhof ook; misschien dacht hij wel: daar is zijn plaats. Maar toen moest de hele boerenstand het ontgelden, want er brak een landbouwcrisis uit.
Tot zover de legende.

Hoe het verder verloop is geweest, hierover zwijgt de legende en moeten noodwendig ook wij het zwijgen bewaren. Het kastje, waarin eenmaal het hoofd werd bewaard, is er nog, maar het hoofd zelf is verdwenen en niemand weet waar het gekeerd is, en evenzo is het gegaan met de spoken. Niets is op deze aarde bestendig!
Wij gaan nu nog eens een wandeling om Harkema-State doen. Als we de kadastrale kaart er van in de hand nemen, dan zien we geen verschil met gewone boerderijen van tegenwoordig, heel anders dus dan bij Groot Lammema, waar dit verschil direct opvalt. Maar gaan we het erf ter plaatse onderzoeken, dan zeggen we: „ja, maar dit is hier toch „hwat oars as oars"; er is ook hier iets, dat ons doet denken aan gracht en singel. En wanneer dan de bewoner ons verder vertelt, dat het westelijk deel van het erf vol steen zit, dan beginnen ook hier vage vermoedens in zake de heel vroegere toestand bij ons op te komen.
Tot zover Van den Akker.

Algra schreef rond 1955 ondermeer over Harkema State: “En dan staan op het kaartje nog aangegeven Wietsma en Harkema, beide aan de Hornestreek. Van Wietsma is niets meer over, maar Harkema is ook in een boerderij veranderd, al wijst hier ook een zekere aristocratie op andere tijden. In 1640 was het goed eigendom van Dr. Hania en het werd toen bewoond door Thijs Harkes, in verband waarmee de naam Harkema misschien is ontstaan.” Waar hij deze ‘wijsheid’ vandaan heeft is niet bekend, maar het verhaal klopt in ieder geval niet. De door hem genoemde Dr. Hania was in 1640 eigenaar van Sytzama State terwijl Thijs Harkes pachter was van die boerderij zodat, als we de uitleg van Algra zouden volgen, Sytzama State “Harkema State” genoemd had moeten worden.

De gegevens van het stemkohier van 1640 op www.hisgis.nl vermelden bij SC20, dat in 1698 wordt betiteld als “Harkema”, als eigenaren “Cunira van Douma, in kwaliteit” (dus vermoedelijk ten behoeve van haar minderjarige kinderen) en “Sicco van Grovestins, Grietman” als eigenaren, ieder voor de helft en Impk Bauckes als gebruiker. Het opvallende is dat SC20 naast de boerderij ligt die nu als Harkema State bekend staat, tussen het huidige Harkema en Groot Wytsma. Het terrein waar de huidige (woon)boerderij staat die we kennen als Harkema State werd toen onder Groot Wytsma gerekend…!
In 1698/1700 staat het eigendom van SC20 met naam van het goed “Harkema” op naam van “Secretaris Jeltinga, Franeker”. In 1698 is het in gebruik bij Sybren Anes, maar kort daarna kwam de nieuwe pachter Pyter Johannes want die staat in het floreenkohier van 1700 als gebruiker vermeld van de slechts 50 pondemaat (18.37 ha.) metende boerderij waarvoor 18-21-0 goudgulden floreenrente betaald moest worden. Deze “Secretaris Jeltinga” was Julius van Jeltinga, secretaris van Franeker die in 1693 trouwde met Elysabeth de Horn, de beslist niet onbemiddelde weduwe van Aggaeus (Age) Brunia, de voormalige grietenijsecretaris van Franekeradeel.
Het goed blijft nog even in de familie, want in 1728 staat “Dr. Henricus Lyphart, uit naam van zijn vrouw” in het stemkohier als eigenaar. Henricus, afkomstig uit Groningen en doctor in de rechten, was in maart 1710 getrouwd met Jetske Brunia van Franeker, dochter van Aggaeus Brunia en Elysabeth van Horn. Zij verpachtten de boerderij aan Oene Oepkes.
Volgens het kadaster in 1832 is Harkema sate dan eigendom van Wytse Sibbles Bruinsma, landbouwer te Tzummarum. Hij was een zoon van Sibble Jans Bruinsma, (pacht)boer te Blessum, Hurdegaryp (waar Wytse in 1777 werd geboren) en Peperga. Wytse trouwde op 8 mei 1811 met Bauwkje Bokma uit Tzummarum.

Verkoping Harkema.
Isaak Telting, Notaris te Franeker, hiertoe gecommitteerd door de Regtbank van Eersten Aanleg, zitting houdende te Leeuwarden, zal ten overstaan van het vredegeregt van het Kanton Franeker op Zaterdag den 18 Augustus 1821, des namiddags ten twee uren, ten huize van Sikke la Fleur, kastelein te Tzummarum, bij de eindelijke toewijzing, in het openbaar, bij opbodgeld, aan de meestbiedenden verkoopen:
a. Een heerlijke Zathe, genaamd Harkema State, gelegen onder Tzummarum, door Jan Everts Siderius gebruikt, groot naar naam en faam 29 bunders 39 roeden 49 ellen en 16 palmen (80 pondematen) met de uitmundende daarop staande Huizing en Schuur, gequoteerd no 115, Hoving en Plantagie, onder welke Zathe behooren 5 bunders 14 roeden 41 ellen ? palmen (14 pondematen) Weiland, zijnde overgens Bouwland. Waarop geboden is tegen de 36 Roeden 74 ellen 16 palmen f 216:00 (f.216.000)
b. Eene heerlijke Zathe, gelegen onder Tzummarum, mede door Jan Everts Siderius gebruikt, groot naar naam en faam 27 bunder (73½ Pondematen), waarvan 3 bunders 49 roeden 74 ellen 36 palmen (9½ Pondematen) weiland , zijnde overgens bouwland, waarop eene in het vorig jaar nieuw gebouwde Huizing en Schuur, waarop geboden is tegen de 36 roeden 74 ellen 36 palmen f.221: 00 (221,000)
Leeuwarder Courant aug. 1821

Blijkbaar was Carel Emilius Els baron Collot d’Escury de koper want dit goed komt in 1824 in de boedelbeschrijving van de familie Collot d’Escury voor.

Bewoners 1640 Cunira van Douma, in kwaliteit en Sicco van Grovestins eigenaren, gebruiker Impk Bauckes
1698 Julius van Jeltinga en Elysabeth de Horn eig., Sybren Anes gebr.
1728 Henricus Lyphart en Jetske Brunia
1821 Jan Everts Siderius gebruiker
1832 Wytse Sibbeles Bruinsma en Bauwkje Bokma
Fam. W. Anema.
Fam. Johannes Swart.
F.C. Jaarsma-Swart.
Fam. Gustafson.
Fam. W. Groenhof (bandenhandel)
Fam. Ament Jorritsma.

Huidige doeleinden Op het terrein staat een voormalige boerderij.
Opengesteld n.v.t.
Foto's Tekening van Harkema State rond 1935 door Ids Wiersma Overzicht van states rond Tzummarum Harkema State rond 1920
De boerderij in februari 1982 vanuit het oostnoordoosten Overzichtsfoto van de boerderij op 25 april 2010 De boerderij op 25 april 2010 vanuit het oostnoordoosten Het woonhuis vanuit het noorden op 25-04-2010
Bronnen Tekst: Samengesteld door J. Leemburg
Een deel van de tekst is overgenomen uit: “Van de mond der oude Middelzee” door K.J. van den Akker, Leeuwarden 1971 (6e druk)
Een deel van de tekst is overgenomen uit: “De historie gaat door het eigen dorp”, dl. III, A. Algra, Uitg. Friesch Dagblad, Leeuwarden, zonder jaartal
Oud Tzummarum
“De boerepleatsen en gerniershuzen út it âlde Barradiel”, K. Swart en G. Vogel, particuliere uitgave 1996
Afb. 1: archief J. Leemburg
Afb. 2: “Van de mond der oude Middelzee”
Foto 1: Google Earth
Foto 2: Oud Tzummarum
Foto 3 t/m 6: Jan Leemburg