Geschiedenis
|
Reeds in 1439 wordt er een "Hemmema statthen to Bessum" vermeld. Daaruit blijkt
dat dit huis toen al een veel groter en voornamer voorkomen had dan de simpele
verdedigbare woontoren die stins (= steenhuis) werd genoemd en waarmee
Friesland destijds bezaaid was.
Net als bij de Hemmema State te Berlikum draagt ook hier de eerste eigenaar die
we ‘kennen’ de naam Doeke Hemmema. Mogelijk één en dezelfde persoon.
Waarschijnlijk stierf hij in 1439, want in een boedelscheiding van dat jaar is
vastgelegd dat Thieda Doekadr. Hemmema die getrouwd is met Hannyke Ritzckazn.
van Ameland op "Hemmema statthen to Bessum" gaan wonen. Zij erven tevens
landerijen onder Berlikum waar ook een Hemmema State voorkomt. Hannyke was vrij
zeker een zoon van Ritske Jelmera (1383-1450) die ondermeer eigenaar was van
het eiland Ameland.
In 1511 is de State eigendom van Aleph Hettes Hemmema, broer van Doeke Hettes
Hemmema van Berlikum. Aleph is degene die in 1496 meehelpt het huis van zijn
broer Doeke, Hemmema State te Berlikum, te verdedigen tegen de Groningers.
Aleph stierf kinderloos rond 1525 en de State te Bessum ging naar zijn halfzuster
Syts Hettedr. van Hemmema die in 1488 getrouwd was met Sierck Keimpes Donia.
Sierck wordt al in 1478 vermeld als mederechter van Menaldumadeel en bezat in
1511 34 pondemaat land onder Beetgum en 152 onder Menaldum, genoeg voor 3
middelgrote boerderijen. Hij was waarschijnlijk geboren op en eigenaar van de
boerderij Donia sate aan de weg van Menaldum naar Schingen.
Hemmema State blijft in de familie Van Donia, want na Sierck en Syts woont
zoon Keimpe Siercks van Donia hier tot 1561 en daarna Syds van Donia. Syds
(uitspraak: Siis) van Donia was een van de ondertekenaren van het "klein
compromis", een verbond tussen zo’n 60 Friese edelen die elkaar alle hulp
beloofden "met lijff, guedt ende bluet tot defensie van de waarachtige religie".
Dit wordt ook wel het Friese "Verbond van Edelen" genoemd, dat hetzelfde doel
had als het grote verbond van edelen van Brabant, Vlaanderen en Holland. In
navolging van de burgermeesters van Leeuwarden haalde Syds in 1566 samen met
zijn knecht Bocke alle beelden en relikwieën uit de Beetgumer kerk. Deze opstand
liep echter op niets uit en de actie in de kerk werd Syds niet in dank
afgenomen. Volgens het vonnis van het Hof van Friesland van 22 oktober 1568
werden Syds, Bocke en "Jelle scroer" (Jelle kleermaker) uit het land verbannen
"daar sij de beelden in de kerk van hunne woonplaats vernield hadden en daartoe
geheel geschikte werktuigen hadden gebruikt". Ondanks dit vonnis en in
tegenstelling tot vele anderen verliet hij het land niet, maar bleef op zijn
state in Beetgum wonen. Hij bemoeide zich nergens meer mee. Hij kon ook bijna
niets meer "aenmerckende d’impotentie ofte swackheyt zijner lichaam, als zijnde
een gebroecken ende meest een blindt man". Tot in 1572, toen de opstand tegen
Spanje in Holland en Zeeland wèl lukte en men nogmaals probeerde de Spanjaarden
ook uit Friesland te verdrijven. De Watergeuzen trokken Friesland binnen vanaf
de Zuiderzee en vanaf de Waddenzee. Om te voorkomen dat de twee groepen bij
elkaar zouden komen legerde Caspar de Robles zich met zijn leger Waalse
huurlingen bij Berlikum. Toen werd zowel Syds van Donia als zijn goed Roomse
buurman Johann Onuphrius thoe Schwartzenberg van Groot Terhorne de grond te heet
onder de voeten en trokken ze zich terug in de stad Franeker. Toen Franeker door
Caspar de Robles werd veroverd op de geuzen raakte Thoe Schwartzenberg zijn
bezittingen in die stad kwijt, omdat men hem door zijn vlucht naar die stad voor
een geus aanzag en de al bejaarde Syds van Donia werd omstreeks oktober 1572
alsnog het land uit gezet. Hij reisde naar Bremen en stierf daar enkele maanden
later, op 28 januari 1573.
Syds wordt opgevolgd door zijn zoon Keimpe of Keimpo. Keimpo van Harinxma van
Donia kwam in 1593 een beetje knullig aan zijn einde. In "Grafschriften van
Manldumadeel" staat aangetekend dat hij "van een huisman (dat is een boer) in
dick van syn been met eentandich vorck worde gesteecken daar hij noch aen
deselvens daechs sterff". Waarschijnlijk een onhandige ruzie die hem een
slagaderlijke bloeding opleverde… Hij is tweemaal getrouwd geweest. Eerst met
Margaretha van Gerbranda en na haar dood met Doedt van Holdinga.
Na Keimpo kwam er weer een Syds op de state, die zicht echter later Keimpe liet
noemen. Hij trouwde met Ebel van Haytsma en kreeg samen met haar 6 kinderen. De
oudste dochter, Rixt, trouwde in 1638 met Valerius Franciscus (Watze Frans) van
Cammingha, Vrij- en Erfheer van Ameland. Het tweede kind was een zoon, weer een
Syds, die vrijgezel bleef en tot zijn dood in 1667 op Hemmema State heeft
gewoond. Twee kinderen stierven jong en de beide andere kinderen, Bonifacius
(Bonne) en Suzanna Margaretha (Sjouk) stierven ongehuwd op resp. 31 en 38-jarige
leeftijd.
Syds/Keimpe stierf in 1660, maar vóór die tijd maakte hij zijn testament op. Na
enkele legaten aan de armen en kerken in de buurt wordt Hemmema State met alles
erin en eraan toebedeeld aan de drie ongehuwde kinderen Syds, Bonne en Sjouk. De
landerijen en boerderijen vanaf de "Beetgumer bueren" tussen de Beetgumer vaart
en de Sânwei tot aan Westerwird, bij elkaar "ongeveerlijck twee hondert vijf en
zestich pondematen" gaan naar zoon Syds. Daarnaast kregen ze ook de grafkelder
en de herenbank in de kerk van Menaldum. Dochter Rixt had bij haar man een goed
onderdak, ondermeer het Slot te Ballum op Ameland, het Amelandshuis te
Leeuwarden, Waltastate te Tjerkwerd, het Heremahuis te Bolsward enz., waar ze ook
regelmatig woonden. Zij kreeg 10.000 caroliguldens, een stuk of acht boerderijen
en los land te Kubaard, Hommerts, Deinum, Oosternijkerk, Marsum, Hoogebeintum,
Rinsumageest, op het Bildt en op andere plaatsen. De Bonne en Sjouk kregen ook
ieder 10.000 gulden en boerderijen onder Menaldum, Beetgum, Hallum, Holwerd,
Ternaard, Sybrandahuis, Kollum, Weidum, Marsum, Engelum en ook op Het Bildt.
Over grootgrondbezit gesproken! In het geval "dat mijn drie jongste kinderen
sonder wettige desenaenten (nakomelingen) kwamen te versterven" zou Rixt alles
erven "want mijn ernstige wille en begeerte is dat het selve prelegaat in het
Eeuwige in mijnne Bloede zal verblieven ende nimmermeer buiten mijne graadt
vervreemdt mogen worden". Maar ook toen ging de tijd al snel, want dat "Eeuwig"
zou in dit geval maar ruim 20 jaar duren. Toen ging tòch alles "buiten den
bloede", namelijk naar twee verre nichten, omdat het enige kind van Rixt al vóór
haar kinderloos overleden was.
Rixt van Donia woonde sinds 1672, als weduwe van Watse van Camminga, tot haar
dood in 1681 op Hemmema State. De preekstoel in de kerk van Menaldum is een
geschenk van haar. Tevens staan op een zilveren plaatje op één der stokken van
de collectezakjes o.a. de letters RVD. Dat moet ook wel een schenking van haar
zijn geweest.
Het testament van Rixt uit 1680 is ontzettend interessant, maar helaas te lang
om hier weer te geven. Bij het opstellen leeft haar zoon nog en is getrouwd met
Lucia van Aylva. Lucia had het flink verbruid bij haar schoonmoeder.
Waarschijnlijk had zij ‘een gat in de hand’ en paste daardoor niet binnen de
sobere en spaarzame filosofie van de Donia-clan. In haar testament schrijft Rixt
ondermeer: "so is het dat de gedraeghsaamheyt van syne huysvrouwe Juffr. Lucia
van Aylva sodanigh is dat ik te sijnen besten verstaen bedacht te moeten zijn om
te beletten dat mijne goederen niet koomen tot haar profijt, noch onder haer
bewind, gelijk na mijn doot ten deele souden kunnen geschieden indien daerinne
bij mij niet werde versien so veel doenlijck ende na rechte geoirloft moge
zijn."
Na de dood van Rixt wordt in 1682 de hele nalatenschap getaxeerd ten behoeve van
de twee eerder genoemde verre nichten: Isabella Susanna (Belle) en Helena Maria
thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg. Het betreft dan ondermeer "de adelijke
huisinge, schuure, pickierstal (= paardenstal), thuininge, hovinge, grachten
zingels, opreed, bomen en plantage, sampt schiphuis, Hemmemastate genaamt". Van
de rest van de nalatenschap noemen we slechts de eerder vermelde states en
huizen te Tjerkwerd, Bolsward, Leeuwarden en op Ameland en het totale grondbezit
van ca. 4.000 pondemaat. De totale nalatenschap werd getaxeerd op een bedrag van
722.700 gulden. Omgerekend naar 2008 een slordige 100-miljoen euro.
Hoe Hemmema State er heeft uitgezien weten we niet precies, want er zijn voor
zover bekend geen afbeeldingen van het huis bewaard gebleven. Een indruk krijgen
we echter wel uit een uitgebreide inventarisatie. In 1664 stelden Syds van Donia
en zijn zuster Suzanna Margaretha een "memory" op van alles wat er in huis van
hun ouders was overgebleven. Per vertrek wordt beschreven wat daarin te vinden
is. De vertrekken die genoemd worden zijn: portael, gangh, de intrek, daegs
camer, ’t sael, cuicken, moerscamer, faers camer, broers camer, mijn camer,
spijscamer, bodecamer, schriefcamer, kneghts solder, wol solder, kelder en twee
flessen-kelders (een voor glaswerk en een voor stenen kruiken). Bij elkaar 18
ruimten in het huis en op het erf stond nog een schuur.
In ’t sael stond een grote tafel met daarover een groen lakens "tafelspreett" en
eromheen 8 groene Spaanse stoelen. Ook de rest van de stoffering ’t sael was
groen. Boven de haard hing een groot schilderij van oma Margriet Gerbranda en aan
de wanden een aantal andere familieportretten. In "moers camer", de kamer van
haar moeder, was de overheersende kleur blauw en in "faers camer" hingen groene
gordijnen. Broers camer was ondermeer voorzien van gele, groene en witte
gordijnen en tien bonte kussens. Over haar eigen kamer rept ze verder niet… Het
totaal van die inventarisatie geeft, ondermeer door het vrijwel ontbreken van
juwelen en goud- en zilverwerk, het beeld van een degelijke en ingetogen
levensstijl van de familie Van Donia.
Met het overlijden van Rixt van Donia en haar zoon Duco van Cammingha stierven
zowel de geslachten Donia als Cammigha uit.
Van de beide verre nichten kreeg Isabella thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg
de Hemmema State. Zij was getrouwd met graaf Gustav Carlson en bleef op het
naburige Groot Terhorne wonen. Waarschijnlijk is het huis na 1680 (vrijwel)
leeg blijven staan. Doordat haar vader bijna failliet was gegaan en zij na zijn
dood met de schulden bleef zitten, wist Isabella wat geldnood betekent en zij
was dan ook niet van plan geld te verspillen aan een oud huis waar ze toch geen
gebruik van wilde maken. In 1718 was het al flink in verval geraakt. In 1748
stond er nog een huis binnen de grachten, maar aan het eind van de 18e eeuw was
daar niet veel van over.
In de "Tegenwoordige Staat" (ca. 1785) staat dat de State "eenige weinige
overblijfselen uitgesondert, vernietigd" is. In 1832 vermeldt het kadaster nog
een gracht, een vijver en een schuur. Die laatste moet rond 1859 zijn
afgebroken…
In het Fries Museum staan nog twee stenen leeuwen uit 1648 die afkomstig zijn
van Hemmema State. De ene draagt een schild met het wapen van Cammingha van
Jelmera en de andere het wapen van Donia.
Rondom het terrein van de vroegere State zijn, in het kader van de
ruilverkaveling, een aantal jaren geleden bomen geplant.
|