Ligging |
De state stond hemelsbreed ca. 50 m ten noordwesten van de kerk van Pietersbierum, gemeente
Franekeradeel.![]() |
Ontstaan | Over het ontstaan van Hottinga State is niets bekend, het lijkt erop dat het huis in 1468 voor het eerst genoemd wordt. Over de eerste bewoner hebben we pas in 1626 zekerheid. |
Geschiedenis |
Hottinga state was in de Nieuwe Tijd het meest imposante huis van Pietersbierum. De precieze
geografische situatie en de eigendomsgeschiedenis aan het einde van de Middeleeuwen zijn echter
enigzins hypothetisch. Het rapport van een Hollandse spion in Friesland van omstreeks 1468 vermeldt: Peetersbirum, dat beheert een geheeten Syrop ende heeft oic een slotken. Waarschijnlijk was het hetzelfde huis als Seerp Hottinga huys toe Pietersbierum, dat de Vetkopers in 1498 plunderden.1) Onbekend is, of de Seerp van 1468 dezelfde is als die van 1498, of een familielid. Seerp is in de Hottinga-genealogie namelijk niet te plaatsen en ook de eigendomsgeschiedenis tot 1640 is niet geheel duidelijk. Waarschijnlijk mag Seerp Hottinga (1498) geïdentificeerd worden met Seerp Osinga, afkomstig uit Schettens. De naam Hottinga zal hij dan aan zijn state ontleend hebben. Hij zou gehuwd zijn met Foeck Janckedr Douwama, die in 1511 inderdaad te Pietersbierum woonde.2) In 1543 worden op de plaats van de latere Hottinga state de Hottinge landen genoemd. Een achterkleindochter van Seerp Osinga, Wick Gaelesdr Galama, trouwde met Jelte Rippertsz Eelsma. In 1564 betrokken zij Hottinga. Jelte werd in 1568 verbannen en sloot zich bij de Watergeuzen aan. Een dochter van Jelte Eelsma en Wick Galama, Foeck van Eelsma trouwde met Aede Fransz van Eysinga. In 1620 gaf zij in een transactie haar plaats te Pietersbierum in onderpand, in 1620 en 1621 woonde zij er en in 1622 liet zij er een schuur bouwen. (Tot zover eerst P.N. Noomen.) In de archieven komen we Foeck van Eelsma ein 1626 weer tegen, zij laat dan een testament opstellen; zij is dan inmiddels weduwe. In dit testament staat het volgende: "dat hij Julius van Eijsinga ghouden zal wesen na mijn dood uit te keeren en betalen aan den armen van de kerke ’t Pietersbierum eens de somma van drie hondert Car: guldns van xx strs 't Stuk, d'welke ik den voors: armen legatere met dier conditie dat hij Julius van de gemeente des voors: Dorps sal genieten en toegestanden werden, den Wegh, gelegen tusken het kerkhof en mijn Testatrice Schuijer, sijnde des Pastoors Rijdweg mits dat hij Julius de voors: gemeente, een ander wegh sal mogen hen in plaatse uitwijsen daar ’t hem gelieft sonder wijders, instituere voorts d voors: Julius mijn soon Erfgenaam in de zathe State, huijsinge Schuir cum annexis hovinge Bomen bepotinge beplantinge hornleger inreed, met ook alle het houtwerk, als kassen, Taeffels, banken, Bedsteden en schilderijen ook het voors: vergulden Lampet en Plateel van mijn Z: Dochter afgekomen, in fugen d’ selve ter plaatse sijn daar ik in den voors: Dorpe Pytersbierum ben woonende Hottinga Staten genaamd" (toegangsnummer 347, inv.nr. 938). In de daarop volgende tijd zal de State wel verkocht zijn, want in 1698 is kapitein Casper van Feugen eigenaar en in 1722 komen we zijn weduwe Anna Sophia tegen als eigenaresse en weer 6 jaar later de heer Westerhuys en vrouw Titia van Bogarda. Deze “heer Westerhuys” is Sjoert Tjercks die veelal met de gelatiniseerde voornaam Suffridus wordt vermeld, hij was rentmeester-generaal (rentmeester der domeinen, ontvanger-generaal der domeinen) van Friesland in de periode 1698-1717 en burgemeester van Leeuwarden. Van 1723 tot 1728 was hij burgemeester van Franeker.3) Hij had een dochter Dieuwcke Westerhuys, die getrouwd is geweest met Johannes Ipes Wielinga. Hun zoon Epeus Wielinga is tussen 1740 en 1750 de nieuwe eigenaar geworden. Hij was een van de weinige raadsheren aan het Hof van Friesland die zich, afkomstig uit een oorspronkelijk vrij onaanzienlijke familie (zijn grootvader was sleper in Leeuwarden), tussen de adellijke hoge heren nestelde.4) Dit kreeg hij voor elkaar door met name zijn zeer uitgebreide familie-netwerk binnen de Friese regentenklasse. Hij laat het oude Hottinga State verbouwen, uitbreiden en moderniseren tot een representatief buiten. Epeus stierf in 1773 en de State vererfde op zijn dochter Johanna Eritia uit zijn tweede huwelijk met Dido Cecilia van Idsinga. Johanna Eritia was getrouwd met Jan van Echten, de grietman van Barradeel. Hierdoor werd de State verenigd met het bezit van Klein Hermana te Minnertsga. Uiteindelijk werd Hottinga State in 1844 op afbraak verkocht. Noomen schrijft verder: Bij de onzekerheid over de genealogie van de eigenaars voegt zich nog die van de localisatie. Uit de omschrijving van 1543 weten we dat Hottinga toen reeds bestond op de latere plaats, ten westen van de kerk. Schotanus (1718) geeft hier een voornaam huis met singels, een bosplantage en een oprijlaan, de Eyssingalaan vanaf de Hoarnestreek. De floreenadministratie geeft de plantage ten westen van het slotterrein echter als deel van FC45, de pastorie, en de huisplaats zelf als floreenvrij. In werkelijkheid behoorde Hottinga echter onder FC63 (ten zuidoosten van het terrein) en FC64 (aan de Jaagakker). De verklaring kan gezocht worden in het massieve aaneengesloten grondbezit van de familie Collot d'Escury rond het dorp Pietersbierum en Hottinga state in 1830.5) Door de omvang en de aaneengeslotenheid van dat bezit raakte de opgave van de kadastrale nummers van de oude eigendomseenheden in de floreenadministratie waarschijnlijk in de war. De atlas van Schotanus en Halma (1718) geeft een goede indruk van het stinsterrein. Een tekening van Stellingwerf uit 1722 laat een langwerpig eenvoudig gebouw zien van één bouwlaag. Piter Idserdts tekende in 1753 het nieuwe huis.6) (P.N. Noomen) Op de tekening van Stellingwerf uit 1722 is een eenvoudig langwerpig gebouw te zien van één bouwlaag, gedeeltelijk onderkelderd, met aan het westelijke einde een soort dwarsvleugel met twee trapgevels. Op de tekening van Piter Idserts zien we de zuidzijde 7) van het ‘nieuwe’ buiten Hottinga State in 1753. Een gebouw van twee verdiepingen op hoge kelders met twee zijvleugels, in totaal 11 traveeën breed. De gevels van het huis zijn in overdadige baroktrant versierd. In het midden van de hoofdvleugel was de ingangspartij aangebracht, met zowel boven- als zijlichten. Het geheel was sierlijk omlijst. Op het dak waren schoorstenen aangebracht, die voorzien waren van korven van siersmeedwerk. Ook de tuin was aangepakt door Epeus, want die was aangelegd in barokstijl, met een groots formeel patroon. Er is nog een derde tekening, gemaakt door A. Martin. Die is van de veel soberder noordzijde die erg lijkt op de oude situatie zoals Stellingwerf die tekende. We zien hier net als in 1722 een langgerekte hoofdvleugel van één onderkelderde verdieping. Door de verbouwing nu tien smalle ramen en een brede ingangspartij breed met aan het westelijke einde een zijvleugel. Een tweede vleugel is op deze tekening niet te zien, zelfs niet de bekroning van de schoorsteen op die vleugel. De gehele bouwmassa van het huis lijkt hier ongeveer even hoog en breed als die van het oude huis. Daardoor ontstaat het vermoeden dat Epeus het huis heeft laten moderniseren en van nieuwe gevels en een nieuwe kap heeft laten voorzien, maar het oude corpus heeft laten staan. Opvallend aan deze tekening is ook de boerenschuur die aan het huis vast gebouwd lijkt te zijn. Die ziet er qua stijl veel ouder uit dan de nieuwe gevel van het huis en zal daar vrijwel zeker reeds in de tijd van Stellingwerf hebben gestaan, maar Jacobus heeft hem weggelaten zoals hij dat wel vaker deed. 1) Worp van Thabor, Kronyk IV, 276. Of had de spion het over Seerp Fertza op Fetza? 2) RvdA, II, 158-159. De genealogische reconstructie Hottinga-Osinga-Galama-Eelsma is van D.J. van der Meer. DJvdM, Stinzen Pietersbierum. 3) Hij en zijn vrouw Titia Bogarda waren eigenaren van ondermeer de states, buitenplaatsen en stadshuizen Westerhuis te Marrum, Oud- en Nieuw Herema te Tzum, Donia en (de voorganger van) Walburga te Sexbierum, Ropta te Wijnaldum, Jelgersma te Firdgum, Hottinga, Liuwma en Fetza te Pietersbierum en het Martenahuis in Franeker. 4) Onno Hellinga in “Was burgemeester Epeus Wielinga (circa 1643-1718) een sleperszoon? “,in Leovardia nr. 8, juni 2002 op deze website 5) Voormalige kerkelijke goederen, de states Fetzia en Hottinga, de Jaagakker met de Hoogsteedt, de percelen rond het huidige huis Walburga ter plekke van de oudere Gauta sate en sate FC7 (Wybranda) aan de Hoarnestreek maakten er ondermeer deel van uit. 6) Elward en Karstkarel, Stinsen, 87. Een grafzerk Wielinga-Scheltinga werd in de jaren 1960 gebruikt als toegangsbruggetje tot Fetza. 7) Deze tekening is, zoals die meestal wordt afgebeeld, in spiegelbeeld gemaakt waardoor het lijkt alsof de middagzon vanuit het noorden schijnt. Dat komt bij heel veel 18e en 19e eeuwse tekenaars voor. Dat kan veroorzaakt zijn doordat ze ter plaatse met een ‘camera obscura’ werkten, een draagbare donkere kamer waarin via een spiegel het beeld op het tekenpapier werd geprojecteerd; de voorloper van onze spiegelreflexcamera. Ook kan het veroorzaakt zijn doordat de tekenaar ter plaatse een schets maakte en die thuis via een spiegel op een nieuw vel projecteerde om de tekening schoon te kunnen uitwerken. |
Bewoners |
- Seerp Hottinga 1498. Dezelfde als oude Seerp Osinga, gehuwd met Foeck Janckedr Douwama, 1511
wonend te Pietersbierum? Dochter: - ?Rieme Osinga, gehuwd met Hartman Galama. Zoon: - ?Gaele Galama, getrouwd met Foeck Aesges Hoxwier. Dochter: - Wick Galama, getrouwd met Jelte Rippertsz Eelsma, 1564 op Hottinga. Dochter: - Foeck van Eelsma trouwde met Aede Fransz van Eysinga. Zoon: 1640 Julius van Eysinga - 1698 Casper van Feugen eigenaar 1722 Anna Sophia, weduwe Feugen 1728 Suffridus Westerhuys en Titia Bogarda Dieuwcke Westerhuys en Johannes Ipes Wielinga Epeus Wielinga Johanna Eritia Wielinga en Jan van Echten |
Huidige doeleinden | Diagonaal over het terrein loopt nu de weg van Sexbierum naar Harlingen. |
Opengesteld | n.v.t. |
Foto's |
![]() ![]() ![]() |
Verantwoording |
Tekst: Een deel van bovenstaande tekst is met toestemming van auteur P.N. Noomen overgenomen van
de website www.hisgis.nl, tab "kaartlagen",
keuze "Stinzen fryslan". Die tekst is tevens gepubliceerd in: "De Stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners", P.N. Noomen, Uitgeverij Verloren, Hilversum 2009 “Stinsen en States, Adellijk wonen in Friesland”, R. Elward en P. Karstkarel, Drachten 1992, 2e druk Afb. 1: Stinsen en States, Adellijk wonen in Friesland, 1992 Foto 1: Google Earth Afb. 2 en 3: archief J. Leemburg |