Ligging Deze state stond in de buurschap Holpryp ten westen van Tzum, gemeente Franekeradeel; huidig adres Holpryp 2.

’t Slot Holryp zoals Jacob Stellingwerf het tekende in 1723

Andere benaming Holprypera statha, Holprypera goed, 't slot Holpryp
Ontstaan Reeds in 1433 wordt Holprypera statha vermeld.
Geschiedenis Op Holprijp ten westen van Tzum lagen twee belangrijke staten. Eén daarvan ontwikkelde zich in de 16de eeuw tot adelshuis. De continue eigendomsgeschiedenis van dit Holprypera gued reikt tot het jaar 1470 terug. De eerste vermelding van Holprypera statha - mogelijk het in 1470 genoemde goed - en van een andere, gelijktijdig genoemde state in Holprijp, "waar ooit een stins heeft gestaan", is van 1433.
In 1433 werd in de Rechtsomgang van Franekeradeel, het rooster dat aangaf hoe het rechtersambt rouleerde, beschreven hoe één van de kwartieren van het dorp Tzum het Rypera fiarndel was, dat bestond uit de onderdelen Holprijp (FC50, FC51), Herema (FC1, FC2), Truurd (FC6, FC5?) en Galinga (FC52). In Holprijp lagen twee "rechtvoerende staten": Holprypera statha en Sybranda statha deer en stins wessen hath. Indien we de slijtingslijst van het rechtersambt door extrapolatie aanvullen, blijkt dat in 1414 en 1426 Wlbet Gerrolds (Herema) broer voor het ene, en in 1416 en 1428 Broutich in Herum voor het andere Holprijpster goed als rechter optrad. Dat deze twee Herema's ook eigenaars van de goederen waren, staat niet vast. Zij kunnen het ambt namelijk ook vanwege een ander hebben uitgeoefend.
In 1470 wordt Holprypera gued genoemd in een boedelscheiding van de familie Sjaerda van Franeker. Het betrof een deel van de erfenis van Edewer Gerbranda ("oude Edewer") en haar echtgenoten. Zij was aan het begin van de 15de eeuw twee maal getrouwd geweest, eerst met Goffe Syaerda op Oud Siaerdema bij Franeker, daarna met Goffe Tamminga die zich ook Syaerda ging noemen.1) Een kleinkind uit het eerste huwelijk was Edewer Syaerda, gehuwd met Douwe Aylva alias Syaerda; zij woonden in Franeker. Een kleinkind uit het andere huwelijk was "jonge" Foppe Syaerda die zich in Oppenhuizen had gevestigd. Bij deze boedelscheiding stonden Edewer en Douwe Syaerda Holprypera gued aan Foppe Syaerda af.
Een dochter van Foppe Syaerda was Sits Siaerda. Zij trouwde met Feyke Camstra, die in 1511 als eigenaar van beide sates te Holprijp wordt genoemd.

Tot in de tweede helft van de 16de eeuw is de eigendomsgeschiedenis onzeker. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat het latere slot Holpryp (1700) of Hottinga plaets Holpryp genaempt (1686) gedurende drie generaties vererfde: Anna van Eelsma, met haar man Here Douwes van Hottinga op Holprijp wonend, was een betachterkleindochter van de eigenaars van 1511.2)
Here Douwes (Hero) van Hottinga was lid van het Verbond der Edelen en had het Rooms katholieke geloof afgezworen. Daarom werd hij tijdens het bewind van Alva uit Friesland verbannen. In de slag bij Heiligerlee en Jemgum vocht hij mee met Lodewijk van Nassau. Na de afgang bij Jemgum sloot hij zich aan bij de Watergeuzen. Na de Pacificatie van Gent in 1576 vestigde Here zich voorgoed op zijn state te Tzum.
In 1611 verhuurde Here Douwes een sate te Tzum. De namen en wapens van Here en Anna kwamen voor op een in 1627 gegoten kerkklok. Hun zoon Jarich van Hottinga was in 1640 eigenaar en bewoner van de state te Holpryp, zijn weduwe Doedt Meyntes van Idserda en zijn dochters Anna en Dominica waren dat respectievelijk in 1664 en 1698. In 1700 was ’t slot Holpryp nog 84 pondemaat (31.12.45 ha) groot en was belast met 26 floreen, 17 stuivers en 8 penningen. Zestig jaar eerder in 1640 was dat precies 4 floreen (gulden) méér.
In het begin van de 18de eeuw was de grietman van Menaldumadeel Siuck Tiaerdt van Burmania eigenaar van de stem die rustte op d'huisinge Holryp uit naam van zijn vrouw; in 1728 verhuurde hij het herenhuis aan de kapitein Feugen, de boerderij aan pachter Sybe Annes. In 1731 en 1732 werd het huis afgebroken. In 1832 was de boerderij in bezit van Dirk Boukes Andringa, landbouwer te Tzum. Volgens A. Algra was de boerderij in het midden van de 20e eeuw eigendom van een familie Van Wijngaarden.

Zoals gezegd is Holpryp in oorsprong de naam van een buurschap waartoe tenminste twee of drie bedrijven behoorden. In 1511 en 1640 waren beide goederen te Holpryp even groot; in 1511 waren ze beide eigendom van Feyke Camstra. Indien we aannemen dat Holprypera statha (1433) en gued (1470) identiek zijn met FC51, zou het in 1433 genoemde Sybranda de sate FC50 kunnen zijn. Voor 1433 stond bij Sybranda een stins, in 1433 was deze reeds afgebroken. Zowel in 1470 als in 1511 lijkt het andere goed, het latere slot of Hottinga, nog een gewone boerderij. De Syaerda's van Franeker en Oppenhuizen en Feyke Camstra woonden namelijk elders en verpachtten Holpryp. Als adellijk huis lijkt Holpryp dan ook in de 16de eeuw gebouwd te zijn: van de Hottinga's is duidelijk dat zij er woonden. Op de kaart van Winsemius van 1622 ontbreekt het als adelshuis, in 1664 wordt het door Schotanus als edele state Hottinga aangegeven.

De prent van Stellingwerf uit 1723 toont een L-vormige zaalstins met topgevels. Eraan vast gebouwd is een samengestelde vleugel van één bouwlaag, waarin een versierde hoofdingang en twee eenvoudiger deuren zijn aangebracht.
Op de kadasterkaart van 1832 is de omgrachting van Hottinga nog geheel aanwezig.

1) Over de voornamen van Edewer Gerbranda's echtgenoten bestaat onduidelijkheid. De hier geciteerde oorkonde, slechts bekend uit het "Tablinum" van Schotanus, lijkt te impliceren dat haar eerste man Goffe Syaerda heette, andere bronnen spreken echter van een Allert Syaerda. Zie: FT, p. 492. Een Goffo Syarda wordt in 1356 in Franekeradeel genoemd. "Tablinum", 117.
2) Zie het schema van eigenaars. De genealogische gegevens zijn ontleend aan Upcke van Burmania, UvB, sub Syaerda, Camstra, Douma, Albada, Eelsma en Hottinga.
3) De filiatie van deze en de volgende generaties staat wel vast. De vraagtekens hebben alleen betrekking op de vraag of Holprijp ook via deze afstammingslijn vererfde. Nader onderzoek is nodig.

Bewoners - Edewer Gerbranda, of een van haar beide echtgenoten, Goffe Syaerda en Goffe Tamminga. Kleindochter uit het eerste huwelijk:
- Edewer Syaerda, gest. 1511, gehuwd met Douwe Aylva alias Syaerda. In 1470 dragen zij Holpryp over aan Edewers neef:
- jonge Foppe Syaerda, gehuwd met Perck Hilles Bonninga te Oppenhuizen, krijgt Holpryp in 1470. Dochter:
- Sits Siaerda, getrouwd met Feyke Camstra, gest. 1517, eigenaar in 1511. Dochter:
- ?Tiets Camstra,3) gehuwd met Epo Douma te Irnsum, gest. 1526. Zoon:
- ?Douwe Douma, gehuwd met Anna Albada. Dochter:
- ?Doutsen Douma, gehuwd met Wiger Eelsma. Dochter:
- Anna van Eelsma, getrouwd met Here Douwes van Hottinga. Zij woonden op Holpryp. Hun zoon:
- Jarich van Hottinga was eigenaar en bewoner in 1640
- Doedt Meyntes van Idserda, wed. Jarich van Hottinga eig. in 1664 Dochters:
- Anna en Dominica van Hottinga eigenaren en bewoners in 1698
- Siuck Tiaerdt van Burmania eigenaar uit naam van zijn vrouw in 1728
- Dirk Boukes Andringa (1832)
- 1839 Hendrik Jarigs Westra
- 1880 Thomas Westra
- 1908 Gerben Sipma
- 1925 Lammert Mulder
- 1940 Douwe de Kroon
- 1948 Willem Wortman
- 1971 Sjoerd Bijlsma
Huidige doeleinden Op het nog steeds omgrachte stateterrein is het oorspronkelijke ‘huiseiland’ waar de state heeft gestaan aangegeven door bomen. Op het terrein staat nu een boerderij.
Opengesteld De boerderij is particulier bewoond en niet toegankelijk.
Foto's Overzicht van states in en rond Tzum voor zover gelokaliseerd Foto van de boerderij op het terrein van Hottinga State rond 2005 Foto van de boerderij op 8 mei 2011
Bronnen Tekst: Bovenstaande tekst is met toestemming van auteur P.N. Noomen overgenomen van de website www.hisgis.nl, tab "kaartlagen", keuze "stinzen fryslan". Die tekst is tevens gepubliceerd in:
"De Stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners", P.N. Noomen, Uitgeverij Verloren, Hilversum 2009
“De historie gaat door het eigen dorp”, A. Algra ca. 1960
www.hisgis.nl
“Beeld van oud Tzum” door Henk Kreger, Uitg. Kaldadel, Franeker 2006
Afb. 1: “De historie gaat door het eigen dorp”
Foto 1: Google Earth
Foto 2: “Beeld van oud Tzum” door Henk Kreger, Uitg. Kaldadel, Franeker 2006
Foto 3: Jan Leemburg