Geschiedenis
|
De eerste Huyghis die Eekhoff ten tonele voert is ene Leenart Hugensz. (ook
als Huyghis en Huijgens vermeld) in 1531 en 1532 burgemeester der stad en 11
jaar later overleden. Zijn zoon was o.a. schepen der stad en lid van het
Verbond der Edelen. De familie schijnt oorspronkelijk weinig bezit aan
landerijen gehad te hebben en haar aanzien te hebben ontleend aan ambtelijke
en militaire functies. Ook de achternaam wijst erop dat het een tot het
typische stadspatriciaat behorende familie moet zijn geweest. Dat het huis
geen omringend territorium bezat, hoeft dan ook niet te verbazen.
Sems beeldt het Huyghishuis af met een voorplein ter linkerzijde, dat in
1830, zij het ingekort en versmald, nog blijkt te bestaan. Er is verder een
achterkamer waar te nemen waarin de tekenaar de ingang geeft. De situering
van het huis doet deze plaats ook verwachten. Op een foto die in 1877 vanaf
de Nieuwe Toren werd genomen is deze opzet nog goed te herkennen. Tegen de
achterkamer, die ondertussen met een verdieping verhoogd blijkt maar zijn
dwarsdak behield, is -kennelijk achter op het voorplein- een zijkamer
verrezen, eveneens met het dak // straat.
Nadat het complex in 1886 ‘van katholieke zijde’ (particulier/de parochie?)
was aangekocht werd deze zijkamer evenals het aan de Speelmansstraat gelegen
bijgebouw afgebroken, teneinde een betere toegang te krijgen tot de St.
Dominicuskerk die rond 1860 op de hoek van de Speelmansstraat en de
Bontepapesteeg was gebouwd. De vrijgemaakte doorgang langs het huis werd
vervolgens door de gemeente overgenomen en onder de naam ‘Huygensstraat’ tot
openbare weg bestemd.
Het huis zelf kwam aan de Friesche Levensverzekeringsmaatschappij en werd
vermoedelijk rond 1914, op de kelders na, afgebroken. Hier verrees een nieuw
huis in rijke neo-renaissancestijl voor de Onderlinge
Brandwaarborg-maatschappij ter breedte van 6 traveeën waarvan de buitenste
risalerend en met een trapgevel bekroond. Ook op de plaats van de
achterkamer werd weer een aanbouw toegevoegd, waarmee de hoofdopzet
herinnert aan die van het oude Huyghishuis.
Van het oude Huyghishuis is niet meer te melden dan dat Sems hier bij
uitzondering iets over de gevel meedeelt: de vensters schijnen gevat in
grote nissen. Moet men daaruit opmaken dat dit iets bijzonders was? De in
1877 waar te nemen topgevel was gepleisterd, stookplaatsen bevonden zich
tegen de beide kopgevels. De intact gebleven indrukwekkende kelder,
bereikbaar vanuit de achteraanbouw, telt 5 vakken troggewelf op brede, ter
weerzijden afgeschuinde gordelbogen. Het linker vak is iets smaller dan de
overige, de vloer ligt hier iets hoger; in de kelder bevindt zich een
jongere waterput. Te oordelen naar het steenformaat en het overwelvingstype
mag aan een bouwtijd in het laatst van de 15e eeuw of rond 1500 gedacht
worden. De Eewal wordt in 1504 voor het eerst genoemd.
|