Lettinga State te Britsum

Ligging De Lettinga State stond te Britsum, gemeente Leeuwarderadeel.

Afbeelding van de State uit de 18e eeuw

Ontstaan De State wordt voor het eerst vermeld in 1571
Geschiedenis Op 16 juli 1571 wordt op Lettinga State de inventaris opgemaakt na het overlijden van de eigenaar, Feycke Tzierts Lettinga. Dat gebeurt op verzoek van zijn broer Rienck Tzierts. Aangezien Rienck geen familienaam gebruikt, is het vrij zeker dat Feycke zich genoemd heeft naar de state die hij bewoonde.
Het goed wordt als volgt omschreven: "In den eersten het pricipale Huys groet wesende 14 deurgaande vacken. (1 vak is ca. 2 meter) met noch een old vervallen huys staende voer ant voern. huys waer in den melcken Caemer is met een groet hoff en een cleyn hoff byt huys staende". Het "principale Huys" is de boerderij die tegen de state aan is gebouwd. Die state is dan blijkbaar al erg oud en vervallen. In koopbrieven uit die tijd wordt dan ook alleen nog melding gemaakt van Lettinga sate.

Rond 1601 is het goed eigendom van ds. Hendericus Hinckema ab Hinckenburg. Dan staat er inmiddels weer een state, want op 10 juli 1603 trouwt hij met Syts van Donia, dochter van Keimpe van Donia te Jelsum, grietman van Leeuwarderadeel. Hendericus was eerder al getrouwd geweest met Ebel Sippedr. van Scheltema. Zulke adellijke dames kun je geen gewone boerderij voorschotelen. De boerderij wordt verpacht aan Syuerd Unia (Sjoerd Oenia), die in 1619 op Lettinga sate overlijdt.

Op 28 december 1636 trouwt dochter Aaltie Hinckema met Gosse Koehoorn uit Coevorden en dochter Catharina Hinckema trouwt met Nathanaël Fullenius. Aaltje en Gosse komen bij moeder inwonen op Lettinga State. Syts van Donia wordt in het stemkohier van 1640 nog als eigenaresse vermeld. Op 15 september 1641 wordt hier Menno (later baron van Coehoorn, de befaamde ontwerper van burchten, schansen en andere verdedigingswerken) gedoopt als zoon van Gosewyn Coehoorn en Aeltie Hinckema. In 1665 is weduwe Coehoorn eigenaresse van Lettinga State. Gosse is dan inmiddels overleden.

Op 3 februari 1678 trouwt Menno van Coehoorn met Magdalena van Scheltinga uit Wyckel. Door dit huwelijk krijgt hij (meer) bezittingen in Wyckel en omstreken. Menno zit kennelijk goed in de slappe was, want er wordt van hem verteld dat koning Lodewijk XIV van Frankrijk hem gevraagd heeft in Franse dienst te komen voor een jaarsalaris van 100.000 gulden! Voor één zo’n jaarsalaris kon je 6 flinke boerderijen kopen, maar Menno bedankte voor de eer. Ook zijn zoon Hendrik Casimir moet zo’n aanbod hebben gehad. Deze kreeg het aanbod van Tzaar Peter de Grote, maar hij reageerde net als zijn pa.

Tussen 1665 en 1690 is er iets veranderd in de eigendomsverhoudingen. In dat laatste jaar vermaakt de weduwe van Johannes Glinstra de helft van Lettinga State aan de twee jaar oude Johannes Saeckma van Wyckel (geboren 4 april 1688).
Volgens het stemcohier van 1698 zijn Lettinga State (groot 12 pmt = ca. 4 hectare) en de bijbehorende boerderij onderaan de dijk (88 pmt = ca. 26 hectare) voor de helft eigendom van Henricus van Wyckel en voor de helft van zijn zoon Johannes.
Van 1718 tot 1768 is het goed volledig eigendom van Johannes (Saeckma) van Wyckel. Hij was een man van groot aanzien.

Op 22 maart 1797 wordt in de Leeuwarder Courant te koop aangeboden "de heerlijcke Buitenplaats Lettinga genaamd, groot 14 pmt., met een daarbij gelegene Zathe en Landen, met een magnifique Huizinge en schuure cum annexis" groot 95 pondemaat bouw- en weiland.

Roorda ontleent de volgende omschrijving aan de koopbrief: "Een heerlijke buitenplaats aan de algemene rijdweg en aan de Stienservaart, bestaande in de grote en hechte herehuizinge, waarin 7 bijzondere kamers, verder een keuken, een koetshuis en stalling voor 7 paarden, een knechtskamer, een waskamer buitenshuis, een grote bierkelder, een wijnkelder, een groentekelder, twee regenwatersbakken, boven magnifique zolderingen en daarop een apart kamertje, op ’t plein bezuiden de huizinge een zeer fraaie volière en de plantagie, zoals die door de capituele singels besloten is, zijnde ruim 12 pondemaat met de singels, hovinge en tuinen, waarin een grote menigte opgaande stambomen, vruchtbomen en andere gewassen".

En Roorda besluit zijn beschijving met (vertaald): "Van Lettinga State is niet méér over dan de grond, de afgegraven terp, het boshuisje en het washuisje. De mooie singels van voorheen zijn nu twee smalle strookjes bouwland. Van de oude glorie is niets anders overgebleven dan de vruchtbare grond".
Bewoners tot 1571 Feycke Tzierts Lettinga
1571 Rienck Tzierts (?)
ca 1601 ds. Hendericus Hinckema ab Hinckenburg
1636 Aaltie Hinckema en Gosse Koehoorn
1665 Aaltie Hinckema, weduwe Koehoorn
1678 Menno van Coehoorn (?)
1690 Weduwe Van Glinstra en Henricus van Wyckel (ieder voor de helft)
1690 - 1718 Henricus van Wyckel en zijn zoon Johannes (ieder voor de helft)
1718 - 1768 Johannes Saeckma van Wyckel
Huidige doeleinden Het terrein waarop de State gestaan heeft, is nu weiland.
Opengesteld n.v.t.
Foto's Foto van het Praalgraf van Menno v. Coehoorn (kerk van Wyckel)
Bronnen Tekst: J. Leemburg "It âlde doarp" van R.S. Roorda
"De historie gaat door het eigen dorp", deel IV, van A. Algra
Archief J. Leemburg
Foto 1: Stinsen en States, Adellijk wonen in Friesland, 1992
Afb. 1: "Ljouwerteradiel" door dr. G. Abma, 1984