Geschiedenis
|
Omstreeks 1709 werd de state gebouwd door Sipke Jansz. Monsma (1667-1737), een rijke
koopman in o.a. hout en touw en daarnaast burgemeester van Bolsward. De locatie was
buitengewoon goed gekozen, net buiten de Sint Janspoort. Vlakbij alle gemakken van de
stad maar zonder de drukte en de stank en mèt een vrij uitzicht over de landerijen.
Door de ligging buiten de wallen van de stad kan het als een buitenhuis worden
beschouwd.
Monsma was getrouwd met Bottie Lolles Repkema, een dochter van de secretaris van de
stad. Zij woonden aan de Grote Dijlakker. Monsma verkreeg de grond voor het buitengoed
door ruiling met de "beneficialen" (het bestuur van de Martinikerk). Twee stukken
grond aan de oostkant van de stad met een totale oppervlakte van 14,5 pondemaat (ca.
5 ha.) moest Monsma daarvoor inleveren en nog eens 231 Caroliguldens bijbetalen.
Op de topgevel prijkten destijds de familiewapens van Sipke en Bottie. Zij liggen
begraven op een prominente plaats in de martinikerk: op het koor vlak vóór de
altaartafel. Daaruit blijkt de rijkdom van Sipke, want niet alleen de rijk bewerkte
grafzerk moet veel geld gekost hebben, maar voor dit plekje hebben ze ook een klein
fortuin aan de kerk moeten doneren.
Na hun dood werd de state tot ca. 1760/1770 bewoond door hun dochters Jetske en
Lolkien met hun respectieve echtgenoten Nolle Jans Nollides (secretaris), Cornelis
Gijsbertz. Verweij (rentenier) en Ime Adriaan Basseleur (advocaat).
Van 1760/1770 tot 1802 was het huis eigendom van dr. Hector Jacob Lycklama à Nijeholt
(advocaat) en zijn zoon Tjepco (apotheker).
Van 1802 tot 1817 was dr. Johannes Albarda eigenaar en bewoner. Hij was drost van
Bolsward en Wonseradeel en vrederechter van het kanton Bolsward. Het boerenbedrijf op
Monsma State zal hij ongetwijfeld verpacht hebben. Volgens de beschrijving voor de
publieke verkoping in 1817 omvatte Monsma State toen 20 pondemaat (ca. 7 hectare)
weiland. Ten noorden van de ‘huizinge’ stond een veestalling met stalruimte voor 22
koeien, 3 stuks jongvee en 4 paarden. Verder was er sprake van een ‘hovinge met een
menigte beste jonge vruchtboomen’.
De koper van het huis werd Haye Douwes van der Werf, stadsmajoor van Bolsward. Er
bleef slechts 6 pondemaat grond bij het huis, de rest werd los verkocht. In 1829
sneuvelde de ‘hovinge’ met de menigte vruchtbomen toen die werd afgestaan voor de
aanleg van de nieuwe stedelijke begraafplaats. Daarna mat het ‘boerenspultsje’ nog
maar 1 pondemaat (3.150 m²). Later is dat nog verkleind tot de huidige 2.670 m².
Vanaf 1827 zwaaiden boerenfamilies de scepter over Monsma State. Eerst Willem Klazes
Kamstra tot 1850, een rentenierende boer uit Hichtum. Diens zoon Klaas Willems Kamstra
was tot 1856 koemelker op deze boerderij, maar het heeft er alle schijn van dat hij
het op dit dure (onderhoud!) huis niet kon bolwerken en dat hij het in 1858
(nood)gedwongen moest verkopen.
Koper werd uiteindelijk Bauke Tiberius Burenga, die een gezin had met 10 kinderen.
Daarvoor werd het huis in 1859 uitgebreid. Zij hadden daar 30 jaar plezier van want
pas 1889 werd het huis verkocht en wel aan de Bolswarder koopman en oud-meubelmaker
Johannes Huitema, die het pand verhuurde aan de familie Jorna.
Jan Feikes Jorna (1836-1903) was naast koemelker ook kastelein van beroep.
Waarschijnlijk werd in één van de voorkamers tegen betaling een borrel geschonken.
Omdat het bedrijfje niet voldoende opleverde verdienden de zoons Feike, Hendrik en
Andreas Jorna noodgedwongen elders de kost als boerenarbeider. De vrouwen deden het
meeste werk thuis. Tot 1940 woonde de familie Jorna hier met maar liefst drie
gezinnen.
Op zeker moment moet de gemeente Bolsward eigenaar zijn geworden, want in 1965 kocht
Age Wiebe Tolsma de gebouwen met veestalling van de gemeente. Als ‘stadsboer’ van
Bolsward stond hij in 1980 voor de gedwongen keuze stond een melktank aan te schaffen
of te stoppen. Hij koos voor het laatste. Nu bewonen zijn schoonzoon en dochter Henk
Bijlsma en Jitske Bijlsma-Tolsma het huis. Op hun initiatief heeft een ingrijpende
restauratie plaatsgevonden. Ook zijn op de kampjes aan weerszijden van de gebouwen
(weer) vruchtbomen geplant.
De familie Bijlsma verzamelt allerlei oude boerengereedschappen en andere leuke dingen
uit opa’s tijd. Met name in de zomermaanden stellen zij hun verzameling in de
koeienstal tentoon onder de naam "Het Kleine Boerenmuseum". In principe iedere middag
geopend.
De gevelarchitectuur is nog geheel 17e eeuws; kenmerkend hiervoor zijn de pilasters
bekroond door de ionische kapitelen en de rijk gebeeldhouwde topgevel. De vensters
bestonden uit kruiskozijnen, bovenste helft gevuld met glas in lood, de onderste helft
afsluitbaar d.m.v. luiken. De state was omgeven door een gracht. Het een en ander
geeft een prent, getekend door J. Stellingwerf in 1723, weer.
In latere tijd, mogelijk rond 1800, werd het pand verbouwd, waarbij de bijgebouwen
werden gesloopt, c.q. vernieuwd en de vensters werden gemoderniseerd en van
schuifvensters werden voorzien.
Waarschijnlijk werd toen ook de gracht gedempt en werd het pand in gebruik genomen als
boerderij. In 1859 werd het huis naar achteren uitgebreid waardoor de lange zuidgevel
ontstond.
|