Ligging
|
De Oedsma State stond te Boksum, gemeente Menaldumadeel, in de hoek van de Hegedyk en
de Tiltsjedyk.
|
Andere benaming
|
Juckema State, Groot-Oedsma
|
Ontstaan
|
De oorspronkelijke stins werd waarschijnlijk al ver vóór 1400 gebouwd.
|
Geschiedenis
|
In de noordwestelijke hoek van de Hegedyk en de Tiltsjedyk liggen nog twee
lage terpjes. Hier zou volgens de atlas van Eekhoff de Oedsma State hebben
gestaan. K.J. van den Akker schrijft in zijn boek “Van de mond der oude
Middelzee” rond 1940 dat Eekhoff zich heeft vergist met zijn aanname dat
Oedsma en Scheltema dezelfde state zou zijn geweest. Oedsma State zou
identiek zijn aan Juckema State dat op het noordelijke deel van de
dorpsterp stond.
Gezien de bewonersgeschiedenis van Oedsma State volgen we Van den
Akker.
In 1420 komt er te Boxum een hoofdeling voor met de naam Homme Oedsma.
Homme Oedsma komt in datzelfde jaar samen met Sija Sierdsma van Deinum
voor in een “Suenbrieff” tussen “Sicke Syaerda, met sijn vrunden” en
Okke tom Broek.
In 1453 werd er een nieuwe klok gegoten voor de kerktoren van Boxum en
daarin wordt vermeld dat “Liuwe Homma soen” “hoevelinck” te Boxum is.
1481: Leeuwarders “hebben Werp Lyuus huys toe Buxum gecregen ende
gedistraheert”. Worp was tot dat moment de hoofdeling van het dorp.
Hierna kreeg hij een stins van Bocke Feikes Harinxma in Woudsend en in
1486 zit hij op een stins te Harich om van daaruit de vetkoper Ige Galama
te bevechten. Deze Worp was in 1487, toen Juckema genoemd, de aanvoerder
van het leger dat Leeuwarden veroverde en bezette naar aanleiding van het
bieroproer in die stad. Enkele schieringer aanhangers werden in die stad
belaagd door kroegbazen en gepeupel omdat ze Haarlems bier dronken. Dat
het verbod op het drinken van bier dat buiten de stad was gebrouwen al een
jaar geleden was afgelopen wensten de Leeuwarders zich niets van aan te
trekken. De belaagde bierdrinkers vluchtten naar het Amelandshuis van de
schieringer Van Cammingha’s, waarna dit huis werd belegerd. Dat konden de
schieringer hoofdelingen uit de regio niet over hun kant laten gaan. Onder
leiding van Worp Juckema zijn ze de stad binnengevallen, hebben daar een
flink contingent Leeuwarders om zeep geholpen en de stad flink geplunderd
zoals dat toen gebruikelijk was en zoals de Leeuwarders dat zèlf ook maar
al te vaak deden. Worp heeft daarna een vijftal jaren de stad nogal streng
geregeerd of zoals de stedelingen dat zelf vonden “getiranniseerd”. Hij
liet zich ook 400 goudguldens door de stad uitbetalen voor de vernieling
van Oedsma State. Rond 1505 was hij Grietman van Ferwerderadeel. Van dat
geld heeft hij Oedsma State mogelijk herbouwd, want als in 1496 een
overeenkomst met Groningen wordt gesloten zijn Wytse Laes van Boksum en
Feycke Zierdsma van Deinum twee van de ondertekenaars. Wytse was grietman
(rechter) van Menaldumadeel.
In de Boxumer kerk ligt een grafsteen van Wytze van Juckema tot Oedsma,
overleden in 1565 en zijn echtgenote Ynth Feitsma die al 7 jaar eerder
(1558) was gestorven. In een Latijnse tekst is te lezen dat Wytze om het
geloof vervolgde vluchtelingen in zijn huis opnam. Een soort
onderduikadres dus. Een bijschrift op die steen luidt “ende leyt in Prussen
begraven”. Hij heeft dus uiteindelijk zelf ook moeten vluchten voor de
Roomse Inquisitie.
Rond 1640 woont hier nog een Walta Juckema. In het stemkohier van dat jaar
wordt zijn naam vermeld bij de stemmen 1, 2, 3 en 4. Een bewijs dat de
Juckema’s heel lang in Boxum de dienst hebben uitgemaakt.
In 1670 is eigenaresse “Vrouwe Lucia van Walta, wed. van de Heere van
Sommelsdijk”. Het huis is dan afgebroken en het terrein van 5 pondemaat
wordt in verschillende stukjes verhuurd.
In het stemkohier van 1698 is bij stem 1 te Boxum de naam “Juckema-state”
vermeld, dan eigendom van Assuerus van Grovestins. Daarbij staat tevens de
aantekening “zijnde de huysinge afgebrooken”.
In zijn eigen exemplaar van zijn “Geographisch Woordenboek” heeft Van
Burmania aangetekend: ”De overblijfselen v. de gragt, die weleer
Juckema-State omvangen heeft, vind me bezijden ’t kerkhof. Het slot is in
de 17e eeuw afgebroken. 1757 was ’t hoornleger een stuk greide”. Een eeuw
later ligt het er nog net zo volgens meester Radelaar (1857). De droge
grachten zijn nog aanwezig en de bodem zat mudvol stenen.
|
Bewoners
|
1420 Homme Oedsma
1453 Lieuwe Hommes Oedsma
1481 Worp Lieuwes Juckema
1496 Wytse Laes
1565 Wytze van Juckema tot Oedsma en zijn vrouw Ynth Feitsma
1640 Walta Juckema
|
Huidige doeleinden
|
Van de State is niets terug te vinden.
|
Opengesteld
|
n.v.t.
|
Foto's
|
Er zijn geen afbeeldingen bekend.
|
Bronnen
|
Tekst: Archief J. Leemburg
“Van de mond der oude Middelzee”, serie artikelen in het Friesch Landbouwblad
van 1922 tot 1942 door K.J. van den Akker, in boekvorm uitgebracht in 1971
"Menaldumadeel, 2000 jaar leven in een Friese grietenij” door David Hartsema,
1981
“Skiednis fan Menameradiel” red. O. Santema en dr. Y.N. Ypma, 1972
Afb. 1: Archief J. Leemburg
|