Ropta State te Metslawier

Ligging Ropta State lag ten noorden van Metslawier, gemeente Dongeradeel.

Oude tekening van de State uit 1723 door J. Stellingwerf

Andere benaming Ropperda State
Ontstaan Tegen het einde van de 13e eeuw is er voor het eerst sprake van de Roptastins, echter in een niet erg betrouwbaar beoordeelde kroniek.
Geschiedenis De belangrijkste stins in Metslawier was Ropta. Daarnaast waren ook Wibalda en Jaersma oude hoofdelingenhuizen. Alledrie deze machtsposities werden in 1422 al genoemd.

Algra schrijft in zijn "De historie gaat door het eigen dorp" uit omstreeks 1970 over Ropta State ondermeer: "Tegen het einde van de 13e eeuw woonde op de Roptastins Worp Ropta, ons getekend als ‘een man, van seer forts en onversaecht ghemoet thegens syne vyanden, doch seer goet lyberael ende lieflijck int ommegaen thegens een yeder man." Met andere woorden: een man die je beter niet kwaad kon maken. Hij, zijn zoon Dooitsen en zijn vriend Tythe Cammingha hadden het rond 1299 nog wel eens aan de stok met Jucke Helbada van Ferwerd. Dooitsen werd in een schermutseling door Jucke Helbada doodgeslagen, waardoor de vete verhevigde, maar het gaat te ver die verhalen hier op te dissen. Volgens de volksverhalen trouwde een zoon van Jucke, Sjuck Helbada, met Riemck Ropta, enig overgebleven kind en daardoor erfdochter van Worp. Aangezien de familienaam (Van) Ropta daarna nog eeuwenlang heeft bestaan, wordt aangenomen dat Sjuck zijn naam in die van zijn schoonfamilie heeft veranderd. Dat was heel gewoon in die tijd.
Bovenstaande is mogelijk fictie die in een kroniek van Andreas Cornelius over de Ropta's wordt meegedeeld.

De familie wordt in 1422 voor het eerst in betrouwbare bronnen genoemd. De Schieringse hoofdeling Focko Roberde zegelde in dat jaar samen met de beide andere Metslawierster hoofdelingen Wibalda (Schierings) en Jaersma (Vetkoper) het verbond met Focko Ukena. Met andere hoofdelingen sloot hij in 1444 een verdrag met de stad Groningen. Rond 1450 is Fokke Ropta eigenaar van inmiddels twee Ropta goederen, Groot- en Klein-Ropta en nog enkele boerderijen. Zijn grondbezit allen al in deze regio besloeg omstreeks 250 pondemaat land (ca. 85 hectare) wat hem voor die tijd een rijk manmaakte. Fokke had meerdere kinderen, want we vernemen dat zijn zoon Wilco pastoor werd in een van de omliggende dorpen. Dochter Auck werd non in het klooster Weerd onder Morra en een andere dochter trouwde in 1447 met Sids Roorda van Genum en later met Wobbe Wobbema. Zoon Sybren erfde de Ropta-goederen. Hij trouwde achtereenvolgens met Fed Juckema, (*1) en in 1472 met Kinsck Sithema uit Bornwerd. (*2). Sybrandt Ropta kinderen behoorden in 1505 tot de "edelingen" in Dongeradeel. Uit zijn huwelijk met Kinsck Sythjema wordt een zoon geboren die naar zijn opa Fokke werd genoemd.
Fokke Ropta junior trouwde met Graets van Eysinga. Naast Groot- en Klein-Ropta was hij ondermeer ook eigenaar van de stins De Burg (ook wel Pelfenne geoemd) aan de weg van Metslawier naar Ee. Daarnaast had hij veel boerderijen en landerijen in eigendom onder de dorpen Anjum, Lioessens en Morra en een huis in Dokkum. Hij was dan ook de rijkste man van de grietenij.

Focke van Ropta overleed vrij jong in 1512 evenals zijn vrouw. De een overleed op 24 juni, de ander op 4 juli.
Het was weer een woelige tijd, want de Saksische overheersers bedreven veel geweld in Friesland. Zoals zoveel hoofdelingen weerden ook de Ropta's zich tegen deze bezetters en kort na de dood van Focke en Graets bezetten de Saksers ook 'Roptahuys toe Metzelwier'. Van brandstichting en plundering wordt echter niet gerept. De indringers bezetten de sterke stins om hier in deze streek boven Dokkum een basis te hebben. Als zovele edelen heeft ook Worp van Ropta, de zoon van Focke, uiteindelijk Karel V erkend als heer en de beloning bleef dan ook niet uit. Worp werd rond 1439 "vanwege de Roomse Keizerlijke Majesteit Grietman over Dongeradeel". (Roomse betekent hier Romeinse, want de keizers beschouwden zich als opvolgers van de keizers van het Oude Romeinse Rijk.) Worp was eerst getrouwd met Biuck Sjoerdsdr. van Aebinga uit Blija en na diens dood in 1534 met Anna, een buitenechtelijke dochter van stadhouder George Schenk van Toutenburg. Vermoedelijk heeft de stadhouder als gevolg van dit huwelijk de hand gehad in de benoeming tot grietman. Worp verstond blijkbaar zijn plicht, want op 23 januari 1550 werd hij door stadhouder Aremberg tevens benoemd tot olderman van de stad Dokkum. In 1550was hij ook gevolmachtigde ten Landdage. Hij was echter niet lang olderman van Dokkum, want hij overleed reeds in 1551.

Andreae meldt, dat van deze grietman nog een geschilderd portret bestaat van het jaar 1542, toen hij 38 jaar oud was. Het heeft lang in het Martenahuis te Franeker gehangen, maar is nu in het Rijksmuseum in Amsterdam. De grietman had slechts één kind, dochter Cunera, die in het huwelijk trad met Christoffel von Sternsee, een hoofdman in dienst van de keizer. Hij was kolonel, sinds 1549 drost (bevelhebber) van de dwangburcht in Harlingen, olderman van die stad en vanaf 1553 grietman vanwege de keizer over de aangrenzende grietenij Barradeel. Von Sternsee was een goed strateeg en heeft aan zeer vele tochten van de Keizer deelgenomen, tot in Tunis toe. Hij stond dan ook in zeer hoge gunst bij zijn meester, die hem verscheidene privileges schonk waardoor hij bij de hoogste adel ging horen. Hij kreeg het recht om een gouden kroon boven zijn wapen te voeren en werd Ridder van het Gulden Vlies, de hoogste ridderorde in die tijd. Door zijn werk is de kans klein dat ze op Ropta State hebben gewoond. Misschien af en toe een paar weken om de bezittingen te inspecteren, maar meer zeker niet. Christoffel en Cunera hadden twee kinderen, Carel en Maria. De eerste was genoemd naar de Keizer, die als peetvader optrad en de dochter naar ’s keizers zuster, de landvoogdes Maria. Viglius van Ayta hield het meisje ten doop. "Maaycke Sternsee" kreeg van haar peettante rijke doopgiften. Christoffel is in 1560 overleden, 5 jaar na Cunera.

Hun al genoemde zoon Carel erfde de Ropta bezittingen, maar kreeg door huwelijk ook Sjaerdemahuis te Franeker, waar hij met zijn vrouw heeft gewoond. Is de familie Rooms gebleven? Er komen althans klachten voor, dat een priester 'van de Maatschappij' (Jezuïet) geregeld op Roptastate zijn dienstwerk kwam verrichten en een van deze heren werd zelfs te Dokkum gearresteerd. De 14e mei 1615 is Carel von Sternsee en Ropta overleden en hij liet de stins te Metslawier na aan Bocke van Humalda (een geslacht ook zeer bekend in de Dongeradelen, zie Humalda State te Ee), met de bepaling dat Bocke de naam "Van Sternsee" zou aannemen. Dat is ook gebeurd, want de zoon van Bocke en Trijn noemde zich Jonker Carel van Sternsee, eigenaar van Groot en Klein Ropta. Ropta State kwam daarmee weer meer in ere, want Bocke en zijn vrouw Tryn van Heerma bewoonden het huis permanent.
Zij lieten hun goederen na aan hun zoon Carel van Sternsee, getrouwd met zijn nicht Ave Lucia van Gramaije, dochter van Ivo van Gramaije en Tjaertcke van Heerma, uit Gelderland. Zij hadden slechts één kind, dochter Theodora Louise. In 1665, het sterfjaar van haar vader, trouwde zij met Anton Gunther Georg baron thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg. Reeds op 24 november 1670 stierf de baron op Ropta State en Theodora hertrouwde 3 jaar later met Johan Albert van der Meulen. Na het overlijden van Johan trouwde voor de derde keer in 1697 en wel met Johan de Wolff. Na haar dood in 1709 ging de glorie van Ropta snel tanen. Hoewel Stellingwerf onder zijn tekening van de state Johan de Wolff nog als eigenaar vermeldt is het twijfelachtig of die de state lang heeft bewoond. In 1711 zijn de erven van Vrouwe Theodora Louise von Sternsee eigenaars en gebruikers en is Cornelis Dirks degene die Ropta State met 38 pondemaat land pacht, terwijl ze het hornleger van omstreeks 15 pondemaat zelf gebruiken. Het huis werd dus nog (af en toe) bewoond. In 1721 gebruiken Johan de Wolff c.s. alles zelf weer, maar in 1731 vinden we weer verschillende gebruikers vermeld.

Sibrandus Leo en Winsemius gaven respectievelijk rond 1579 en 1622 op hun kaarten Ropta als adelshuis aan. Het uit twee bedrijven bestaande Ropta-complex lag ten noorden van Metslawier op de grens met Morra. Het grensde aan de in dat dorp gelegen Heemstra state. Sibrandus Leo en Winsemius gaven respectievelijk rond 1579 en 1622 op hun kaarten Ropta als adelshuis aan. In 1700 was Ropta state, bij de stins, 62 pondemaat groot, de pachtboerderij Clein Ropta sathe 106 pondemaat.
De tekening van Stellingwerf uit 1722 laat een blokvormig gebouw tussen trapgevels zien, waarschijnlijk daterend uit het begin van de 17de eeuw.
In 1731 werd de state door de erven op afbraak verkocht gesloopt. Het huis was volgens Foeke Sjoerds ongemeen sterk, met zware muren en van wijde en diepe grachten voorzien. De poort steunde op een gemetseld gewelf boven de gracht en dit gevaarte is eerst in de lente van 1769 afgebroken.
Tegenwoordig ligt op het terrein van Ropta State het kweekbedrijf van de HZPC. Dit kweekbedrijf van de Friesche Maatschappij van Landbouw werd in 1965 van Engelum naar Metslawier verplaatst en werd op 22 juni van dat jaar door Prinses Margriet geopend. Bij grondwerkzaamheden in 1962, tijdens de voorbereidingen van de bouw van het kweekbedrijf, werd de fundering van de toegangspoort gevonden en onderzocht. Op het oostelijke deel van het terrein, waar voorheen arbeiderswoningen stonden, is een hardstenen leeuw met het wapenschild van de Ropta’s gevonden. Een kopie daarvan is bij de ingang van het bedrijf geplaatst.
(*1) Dochter van Werp Juckema en Eelck Eysinga.
(*2) Zie Minnoltsma te Bornwerd.
Bewoners ? - 1302 Worp Ropta
1302 - ? Dooitzen Worpzn. Ropta
1450 Fokke Ropta
Riemck Ropta en Sjuck Helbada/Ropta
Sybren Ropta
- 1512 Focke Sybrens van Ropta, getrouwd met Graets van Eysinga
1512 - 1551 Worp Fockes van Ropta, getrouwd met Biuck Sjoerdsdr. van Aebinga (uit Blija) en
1551 - 1555 Cunera Worpsdr. van Ropta, getrouwd met Christoffel von Sternsee
1555 - 1560 Christoffel von Sternsee
1560 - 1615 Carel von Sternsee en Ropta
1615 - ? Bocke van Humalda (van Sternsee) Carel van Sternsee
? - 1709 Theodora Louise van Sternsee
1709 - 1731 erven Theodora Louise van Sternsee (waaronder Johan de Wolff)
Huidige doeleinden Van de State is niets meer terug te vinden, op het terrein staat een modern landbouw proefbedrijf.
Opengesteld n.v.t.
Foto's Schets van de fundamenten van de poort van Ropta State Schilderij van Worp van Ropta Portretzerk voor Christoffel van Sternsee en Cunera van Ropta (Opname 1981)
Renaissancezerk voor Worp van Ropta en Wick van Aebinga, Opname 1981 De boerderij op het stateterrein in april 2010 Kadastrale Kaart met de States rond Metslawier uit 1832
Bronnen Tekst: Jan Leemburg
P.N. Noomen, De stinzen in middeleeuws Friesland en hun bewoners, 2009
Herma M. van den Berg, De monumenten van geschiedenis en kunst, Noordelijk Oostergo, De Dongeradelen
De website hisgis
A. Algra, "De historie gaat door het eigen dorp"
"1836-1936 Ropta, syn mounle, syn skiednis", A.M. Wybenga, 1937
"Beschryvinge van de Heerlyckheydt van Frieslandt", Chr. Schotanus (1664)
"Tegenwoordige staat van Friesland" ca. 1780
Aantekeningen van J. Leemburg
Website van Tresoar
Genealogieën van André A. Buwalda
Wikipedia over Ropta State
Afb. 1: Uit het archief van J. Leemburg
Afb. 2 en 3: "De monumenten van geschiedenis en kunst..."
Foto 1 en 2: "De monumenten van geschiedenis en kunst..."
Foto 3: Jan Leemburg
Afb. 4: archief Jan Leemburg